Klager is werknemer en door de bedrijfsarts volledig arbeidsongeschikt geacht, terwijl klager van mening is dat hij beter gemeld kon worden. Daarnaast is klager ontevreden over de aanvraag van een second opinion. Het centraal tuchtcollege oordeelt de klacht over die aanvraag gegrond.
De feiten
Klager verricht binnen zijn functie fysieke taken. Wegens rugklachten is hij uitgevallen. Ongeveer een jaar na de arbeidsongeschiktheidsmelding stelt de bedrijfsarts een inzetbaarheidsprofiel op voor een arbeidsdeskundig onderzoek. Klager geeft aan zich hersteld te willen melden. De bedrijfsarts, verweerder in deze zaak, stelt dat klager nog niet belastbaar is en volledig arbeidsongeschikt. De bedrijfsarts heeft zich op de hoogte gesteld van de inhoud van het werk. Hij loopt één tot twee keer per jaar door de fabriek van de werkgever om te zien welke werkzaamheden worden verricht en wat de feitelijke situatie op de werkvloer is. Klager wenst een second opinion. De bedrijfsarts stelt aan klager een collega-bedrijfsarts voor en meldt de aanvraag in gang te zullen zetten; hij stuurt ook een lijst van second-opinion-bedrijfsartsen. Klager heeft naast de second opinion die het advies van de primaire bedrijfsarts bevestigt, een deskundigen-oordeel bij het UWV aangevraagd. De UWV-verzekeringsarts achtte klager weer geschikt voor zijn eigen werk.
Klachten en oordelen samengevat
De klacht bij het regionaal tuchtcollege gaat onder meer over het advies van de bedrijfsarts dat hij niet arbeidsgeschiktheid is. Het regionaal tuchtcollege oordeelt dat de klacht over het advies gegrond is. Het beroep bij het centraal tuchtcollege leidt tot een ander oordeel. Het centraal tuchtcollege overweegt dat de kern van de functie van klager fysiek werk betrof. De stelling van klager dat hij al weken thuis aan het werk was, zegt niets over zijn fysieke belastbaarheid. Het centraal tuchtcollege acht het daarom navolgbaar dat de bedrijfsarts op grond van deze informatie klager nog arbeidsongeschikt achtte voor zijn eigen werkzaamheden.
Een andere klacht betreft de procedure van de second opinion-aanvraag. Klager stelt dat de bedrijfsarts onvoldoende professionele afstand had tot de second opinion-arts waardoor sprake was van (een schijn van) vooringenomenheid/partijdigheid. Het regionaal tuchtcollege overweegt dat de bedrijfsarts zich had moeten realiseren dat het maken van een voorselectie in strijd is met de geldende richtlijnen, zie het NVAB-stappenplan second opinion. Een berisping volgt. Het centraal tuchtcollege is net als het regionaal tuchtcollege van oordeel dat dit klachtonderdeel wel gegrond is, maar legt geen maatregel op. Het college weegt mee dat de bedrijfsarts bij zijn mail de lijst met te raadplegen second opinion-artsen heeft meegestuurd en hij de bedoeling had om klager te faciliteren.
Kijk hier voor de volledige tekst van deze uitspraak. Wilt u reageren? Stuur een e-mail naar TBVredactie@bsl.nl.