Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Werkgerelateerde risicofactoren: wel of niet rapporteren?

Pieter Coenen
Debora Bosman
Paul Kuijer
Sheila Timp
Erwin Speklé
In welke mate rapporteren bedrijfsartsen werkgerelateerde risicofactoren voor aandoeningen aan het bewegingsapparaat? Een tekstanalyse in elektronische patiëntendossiers.
© Caitlin / AI-generated / AdobeStock
In Nederland beslaan aandoeningen aan het bewegingsapparaat zo’n 25 procent van alle gerapporteerde beroepsziekten.1 Bedrijfsartsen spelen een cruciale rol in de diagnose en preventie van deze en andere beroepsziekten, onder meer door het signaleren en melden van beroepsziekten. Helaas worden beroepsziekten stelselmatig ondergerapporteerd.2 Het goed in kaart brengen van werkgerelateerde risicofactoren is essentieel voor kennis van de omvang van beroepsziekten en daarmee voor effectieve preventie. Dit onderzoek analyseert in hoeverre bedrijfsartsen werkgerelateerde risicofactoren rapporteren voor zes veelvoorkomende aandoeningen aan het bewegingsapparaat.

Methode

In deze retrospectieve observationele cohortstudie maakten we gebruik van tekstanalysetechnieken om elektronische patiëntendossiers van Arbo Unie, waarin door bedrijfsartsen gerapporteerd wordt, te analyseren. Het ging om dossiers van werknemers die ziek werden gemeld en een diagnose kregen van aandoeningen aan het bewegingsapparaat in de periode 2010-2020. Bedrijfsartsen werken vaak, onder meer via taakdelegatie, samen met andere (kern)deskundigen in de bedrijfsgezondheidszorg, zoals ergonomen, arbeidshygiënisten en bedrijfsverpleegkundigen. De diagnose zoals genoemd in het elektronische patiëntendossier zal in de meeste gevallen gedaan zijn door de bedrijfsarts, omdat alleen artsen bevoegd zijn om diagnoses te stellen. Andere informatie in het dossier, bijvoorbeeld over risicofactoren, kan echter door andere professionals zijn gerapporteerd. De term bedrijfsarts gebruikt in dit artikel kan in deze context dus ook verwijzen naar deze bredere groep professionals. Diagnoses werden vastgelegd met behulp van de CAS-codes, gebaseerd op de International Classification of Diseases (ICD-10).
De Arbo Unie-database bevat informatie van 1,2 miljoen werknemers uit alle economische sectoren. Omdat Arbo Unie een dwarsdoorsnede van de Nederlandse beroepsbevolking bedient geeft deze dataset een goed beeld van de werkgevers en werknemers in Nederland. Echter is het niet per se zo dat Arbo Unie-bedrijfsartsen een representatieve steekproef vormen van alle bedrijfsartsen in Nederland. We onderzochten zes aandoeningen aan het bewegingsapparaat: de recentelijk drie meestgemelde beroepsziekten aan het bewegingsapparaat in Nederland: epicondylitis lateralis, subacromiaal pijnsyndroom en carpaletunnelsyndroom3 en acute, subacute en chronische lage rugpijn gezien de hoge prevalentie en impact op het dagelijks leven van patiënten.4 Lage rugpijn is echter een aandoening met een complexe etiologie, waarbij ook psychosociale en leefstijlfactoren een rol spelen5, en de bijdrage van werk aan het ontstaan van rugpijn wordt in de literatuur geschat op 37 procent.6
Selectie van deelnemers en dataset: We analyseerden werknemers als zij tussen 18 en 65 jaar oud waren, minstens één dag ziekgemeld waren en een diagnose kregen: epicondylitis lateralis (L694), subacromiaal pijnsyndroom (L687), carpaletunnelsyndroom (N613), of acute (L101), subacute (L102) of chronische lage rugpijn (L103). Werknemers die langer dan drie jaar ziek waren werden uitgesloten, omdat de verantwoordelijkheid voor ziekteverzuimbegeleiding in Nederland na twee jaar meestal overgaat van de werkgever naar het UWV. Na toepassen van deze criteria en verwijderen van dubbele dossiers bleef een dataset van 537.809 gevallen over.
Trefwoordenanalyse: Om te onderzoeken of bedrijfsartsen werkgerelateerde risicofactoren rapporteerden, hebben we per diagnose een lijst met trefwoorden geïdentificeerd die verwijzen naar werkgerelateerde blootstellingen. De lijst met trefwoorden werd samengesteld op basis van richtlijnen van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB) en de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB). Tevens werd hiervoor een aanvullende dataset van het NCvB gebruikt met meldingen van beroepsziekten door bedrijfsartsen en vrije tekstbeschrijvingen van oorzaken.
De trefwoorden werden gegroepeerd in categorieën die verband hielden met erkende werkgerelateerde risicofactoren voor aandoeningen aan het bewegingsapparaat, zoals repetitieve bewegingen, trillingen en langdurige statische houdingen.

Tekstanalyse: Met behulp van geautomatiseerde tekstanalyse werd de aanwezigheid van de trefwoorden in vrije tekstvelden van elektronische patiëntendossiers gekwantificeerd. De trefwoorden werden gezocht als reguliere expressies, waarbij de * werd gebruikt om varianten te beschrijven. Bijvoorbeeld ‘trilling*’ beschrijft ook varianten zoals ‘trillingen’ en ‘trillingseffect’. Elke term in een dossier kon slechts één keer per elektronisch patiëntendossier worden geteld.

https://static-content.springer.com/image/art%3A10.1007%2Fs12498-025-2624-9/MediaObjects/12498_2025_2624_Fig1_HTML.jpg
©[M] Parradee / AdobeStock

Omdat we in verband met privacy geen directe toegang konden krijgen tot de volledige elektronische patiëntendossiers, hebben we de context van de trefwoorden geëvalueerd door de twee woorden vóór en na het trefwoord te analyseren. De relevantie van de trefwoorden werd hierbij ingedeeld in:

1.Waarschijnlijk werkgerelateerd – als het trefwoord expliciet een werkgerelateerde blootstelling beschreef (bijvoorbeeld ‘verricht repetitieve handelingen’);

2.Mogelijk werkgerelateerd – als het trefwoord werd gebruikt zonder expliciete werkgerelateerde context (bijvoorbeeld ‘anders niet zwaar tillen’).

3.Niet werkgerelateerd – als het trefwoord werd gebruikt om symptomen of beperkingen te beschrijven, maar niet de oorzaak (bijvoorbeeld ‘kan verminderd kracht zetten’).

Deze classificatie gaf inzicht in de waarschijnlijkheid van de mate waarin bedrijfsartsen werkgerelateerde risicofactoren rapporteerden in de dossiers.

Resultaten

De dataset is beschreven in Tabel 1. De aanwezigheid van werkgerelateerde trefwoorden in de elektronische patiëntendossiers varieerde van 7 tot 20 procent, afhankelijk van de diagnose. De hoogste frequentie van rapporteren werd gevonden bij subacromiaal pijnsyndroom (20%), hoewel dit gebaseerd was op een relatief kleine dataset. Voor epicondylitis lateralis en carpaletunnelsyndroom lag de frequentie respectievelijk op 10 en 7 procent. Bij lage rugpijn varieerde dit van 8 (chronische lage rugpijn) tot 12 procent (subacute lage rugpijn).

Tabel 1: Overzicht van de zes bestudeerde diagnoses, met van links naar rechts: het aantal cases, het absolute aantal dossiers met ten minste één trefwoord, het percentage dossiers met ten minste één trefwoord en het percentage dossiers waarbij het ‘mogelijk tot waarschijnlijk’ is dat werkgerelateerde risicofactoren zijn gerapporteerd.

Diagnose
Cases
Dossiers met ≥1 trefwoord
Percentage dossiers met ≥1 trefwoord
Percentage dossiers met mogelijk/waarschijnlijk werkgerelateerde risicofactoren
Epicondylitis lateralis (L694)
848
86
10%
7%
Subacromiaal pijnsyndroom (L687)
41
8
20%
15%
Carpaletunnelsyndroom (N613)
1.054
74
7%
4%
Acute lage rugpijn (L101)
5.668
593
11%
5%
Subacute lage rugpijn (L102)
2.745
320
12%
6%
Chronische lage rugpijn (L103)
2.714
211
8%
4%
Toen we naar de relevantie van de trefwoorden als indicatie voor de mate van werkgerelateerdheid keken, vonden we dat voor epicondylitis lateralis 7 procent van de trefwoorden mogelijk/waarschijnlijk werkgerelateerd geclassificeerd kon worden, terwijl dit percentage voor subacromiaal pijnsyndroom 15 procent bedroeg. Bij carpaletunnelsyndroom was 4 procent van de trefwoorden mogelijk/waarschijnlijk een werkgerelateerde risicofactor. Dit percentage varieerde bij lage rugpijn van 4 (chronisch) tot en met 6 procent (subacuut).
‘Onderrapportage heeft mogelijk gevolgen voor preventie en behandeling van beroepsziekten’

Discussie

Onze resultaten suggereren dat bedrijfsartsen werkgerelateerde risicofactoren voor aandoeningen aan het bewegingsapparaat in zijn algemeenheid weinig en niet consistent rapporteren in de medische dossiers. We vonden dat de rapportage van werkgerelateerde risicofactoren vooral laag is bij bepaalde aandoeningen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij chronische lage rugpijn, een aandoening met een complexe etiologie waarbij ook psychosociale en leefstijlfactoren een rol spelen.5 Deze resultaten ondersteunen deels de hypothese dat bedrijfsartsen minder vaak werkgerelateerde risicofactoren rapporteren bij aandoeningen met een minder duidelijke werkgerelateerde oorzaak. Dit kan te maken hebben met onzekerheid over de mate van werkgerelateerdheid van een aandoening, maar ook met de prioriteiten van bedrijfsartsen, die zich in de praktijk vaker richten op verzuimmanagement dan op preventie.
De onderrapportage van werkgerelateerde risicofactoren heeft mogelijk gevolgen voor de preventie en behandeling van beroepsziekten. Zonder accurate rapportage is het moeilijk om patronen in blootstellingsgegevens te herkennen en om effectieve preventieve maatregelen te adviseren. Het belemmert bovendien een beter inzicht in prevalentie van aandoeningen en de rol van werkgerelateerde risicofactoren. Kijkend naar de literatuur blijkt de onderrapportage van beroepsziekten een erkend probleem2, waar verschillende oorzaken voor bekend zijn.7 Zo kunnen beperkte samenwerking tussen arbo(kern-)deskundigen, gebrek aan tijd en middelen bij bedrijfsartsen, en onvoldoende kennis van werkgerelateerde blootstellingen tot onderrapportage van beroepsziekten leiden. Het is waarschijnlijk dat veel van deze factoren ook de beperkte rapportage van werkgerelateerde risicofactoren verklaren. Implementatie van gestructureerde rapportageprotocollen en standaardcoderingen, zoals CVO-codes (classificatie van ongevallen en arbeidsgebonden factoren), kan bijdragen aan een betere registratie. In de praktijk worden deze codes nog weinig gebruikt, mede door tijdsdruk en onbekendheid bij bedrijfsartsen.7
Beperkingen: Deze studie heeft enkele beperkingen. Ten eerste was de analyse afhankelijk van trefwoorden. Dit betekent dat relevante werkgerelateerde risicofactoren mogelijk over het hoofd zijn gezien als bedrijfsartsen andere terminologie gebruikten. Daarnaast was de contextanalyse beperkt tot een paar woorden rondom de trefwoorden. Dit kan resulteren in een onderschatting van de uitkomsten, alhoewel het ook een indicatie is van inconsistent en/of onnauwkeurig rapporteren. Toekomstige studies zouden gebaat zijn bij het gebruik van meer innovatieve data-analysemethoden om breder te kunnen zoeken naar werkgerelateerde risicofactoren. Verder had het subacromiaal pijnsyndroom een relatief kleine dataset, waardoor de resultaten minder generaliseerbaar zijn.

Aanbevelingen voor bedrijfsartsen en andere arbo(kern)deskundigen: Om rapportage van werkgerelateerde risicofactoren te verbeteren en zo bij te dragen aan effectievere preventie van beroepsziekten, doen wij enkele aanbevelingen op basis van onze bevindingen:

1.Gestructureerde registratie – Bedrijfsartsen zouden gestandaardiseerde (verplichte) velden in elektronische patiëntendossiers moeten invullen waarin specifieke werkgerelateerde risicofactoren worden geregistreerd. Dit zou bij voorkeur gebaseerd zijn op NCvB- en/of NVAB-richtlijnen.

2.Gebruik van standaardcoderingen – Het stimuleren van gebruik van standaardcodering, zoals CVO-codes, kan bijdragen aan betere en uniformere registratie.

3.Scholing en bewustwording – Bedrijfsartsen zouden beter moeten worden getraind in het systematisch rapporteren van werk- gerelateerde risicofactoren, bijvoorbeeld met aansprekende voorbeelden over de relevantie van de vastgelegde informatie.

4.Samenwerking met andere (kern)deskundigen – Het betrekken van andere (kern)deskundigen, zoals ergonomen en arbeidshygiënisten, kan helpen bij het vaststellen en rapporteren van werkgerelateerde risicofactoren. De specifieke expertise van deze (kern-)deskundigen kan de nauwkeurigheid van de rapportage ten goede komen, terwijl het bedrijfsartsen helpt om minder tijd kwijt te zijn aan beroepsziektemeldingen.

5.Technologische innovaties – Het gebruik van geavanceerde text-mining en AI-gebaseerde analyses kan bijdragen aan een nauwkeurigere evaluatie van de rapportage van werkgerelateerde risicofactoren door bedrijfsartsen in vervolgonderzoek. Daarnaast kan de inzet van technologie, bijvoorbeeld draagbare sensoren (wearables), de identificatie van werkgerelateerde risicofactoren verbeteren.

Conclusie
Ons onderzoek toont aan dat bedrijfsartsen slechts in een klein percentage van de gevallen werkgerelateerde risicofactoren rapporteren bij aandoeningen aan het bewegingsapparaat. Er zijn verbeteringen nodig in documentatie, standaardisering, opleiding, blootstellingsmetingen en samenwerking met andere (kern-)deskundigen om de rol van werkgerelateerde risicofactoren bij aandoeningen aan het bewegingsapparaat beter vast te leggen en te benutten voor preventie.

Referenties

1.van der Molen HF, Kuijer PP. Beroepsziekten in cijfers 2024 [Occupational diseases in numbers 2024]. Nederlands Centrum voor Beroepsziekten – Public and Occupational Health, Amsterdam UMC, 2024.
2.Douwes M, Bouwens L, van den Heuvel S, Eysink P, Visser S, van der Molen H. Beroepsziekten in Nederland: drie bronnen voor cijfers 2024.
3.Beroepsziekten-in-cijfers-2024. Nederlands Centrum voor Beroepsziekten.
4.Hoy D, March L, Brooks P, Blyth F, Woolf A, Bain C, et al. The global burden of low back pain: estimates from the Global Burden of Disease 2010 study. Annals of the Rheumatic Diseases. 2014;73(6):968-74.
5.O’Sullivan P, Caneiro JP, O’Keeffe M, O’Sullivan K. Unraveling the complexity of low back pain. Orthop Sports Phys Ther. 2016 46(11):932-7.
6.Punnett L, Pruss-Utun A, Nelson DI, Fingerhut MA, Leigh J, Tak S, et al. Estimating the global burden of low back pain attributable to combined occupational exposures. American Journal of Industrial Medicine. 2005;48(6):459-69.
7.van der Molen HF, Omvlee L, Brand T, Frings-Dresen MHW. Perceived barriers and facilitators in the assessment of occupational diseases. Occup Med. 2018;68(8):555-8.

Aandachtspunten

  • Het goed in kaart brengen van werkgerelateerde risicofactoren is essentieel voor effectieve preventie van beroepsziekten aan het bewegingsapparaat.
  • Ons onderzoek laat zien dat bedrijfsartsen slechts in een klein percentage van de gevallen werkgerelateerde risicofactoren rapporteren bij aandoeningen aan het bewegingsapparaat, variërend van 4 procent (carpaletunnelsyndroom en chronische lage rugpijn) tot 15 procent (subacromiaal pijnsyndroom).
  • Verbeteringen in documentatie, standaardisering, opleiding, blootstellingsmetingen en samenwerking met andere (kern-)deskundigen zijn nodig om werkgerelateerde risicofactoren van aandoeningen aan het bewegingsapparaat beter vast te leggen.

Pieter Coenen, Debora Bosman en Paul F.M. Kuijer zijn verbonden aan Amsterdam UMC, afdeling Public & Occupational Health, Nederlands Centrum voor Beroepsziekten, Amsterdam. Contact: p.coenen@amsterdamumc.nl Erwin Speklé is verbonden aan Amsterdam UMC, afdelingPublic & Occupational Health, Nederlands Centrum voor Beroepsziekten en Arbo Unie, Kennisinstituut Werk en Gezondheid, Utrecht Sheila Timp is verbonden aan Arbo Unie, Kennisinstituut Werk en Gezondheid, Utrecht

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen
account, maak dan hieronder een account aan.
Lees ook de spelregels.