‘Och, het was toch zo ontzettend moeilijk', zuchtte mijn moeder vaak na een slechte nacht met nare dromen. Soms belde ze me dan al voor zevenen. Als Alleenwoonster had ze geleerd dat contact met een levend schepsel hielp om ‘alle soezerij' uit haar hoofd te krijgen.
‘Och, het was toch zo ontzettend moeilijk’, zuchtte mijn moeder vaak na een slechte nacht met nare dromen. Soms belde ze me dan al voor zevenen. Als Alleenwoonster had ze geleerd dat contact met een levend schepsel hielp om ‘alle soezerij’ uit haar hoofd te krijgen. Die dromen gingen meestal over vroeger, toen ik jong was en mijn vader nog leefde. Mijn ouders waren twee ten diepste lieve wezens die de verbinding met elkaar waren verloren onder de last van hun eigen sores. Het maakte hen meer dan eenzaam. ‘Dat was het ook’, zei ik dan, ‘heel moeilijk’ en we kletsten verder over de dag die ging komen. Verbinding maken hielp om de zinnen te verzetten.
De laatste tijd denk ik vaak aan deze strategie van mijn moeder. Want het contrast is duizelingwekkend groot: wereldwijd wordt er achteloos gesold met miljoenen mensenlevens, terwijl we in de polder ploeteren om ieder mens te redden. Hoe houd je greep – en cynisme buiten de deur – als zoveel plagen uit Pandora’s kruik over de aarde razen? Het lijkt of alle verbinding verbroken is. Menselijk leed geserveerd als slagroomtaarten voor The Jokers.
‘Het afwijzen, negeren of wegwuiven van klachten wordt de stille epidemie genoemd’
Ondertussen in Nederland: tienduizenden eeltknobbelige zuurschuurders schelden onophoudelijk tegen aardige, welwillende en zorgzame anderen. Grijnzend trollen ze met duimpjes wanneer weerloze overlevenden van een armageddon alsnog worden neergeschoten. Of uitgehongerd. Onmachtig om verbinding te maken.
Onmacht overvalt mij ook, zoveel dat het pijn doet. Juist in onze zorg, waar wel vrede is, doen we het tegenovergestelde: tellen we elke ademhaling, wegen we elk woord, opereren we op de vierkante millimeter van de verbinding. Onze zorg gaat steeds meer over de vraag hoe je als zorgverlener voorkomt dat je zélf schade aanricht. Niet alleen door medische missers te vermijden, maar fundamenteler: door je patiënt te geloven.
Juist dat geloven is geen vanzelfsprekendheid. Symptom invalidation – het afwijzen, negeren of wegwuiven van klachten van je patiënt – wordt de stille epidemie genoemd. Zorgverleners doen dit vooral bij ambigue en moeilijk te diagnosticeren aandoeningen zoals endometriose, fibromyalgie, ME/CVS, IBS of long covid (Bontempo c.s., 2025, doi.org/10.1037/bul0000473).
De gevolgen zijn ernstig: schaamte, suïcidale gedachten, zorggerelateerde angst en trauma, zorgmijding en diagnostische vertraging. En vergeet verlies van werk en inkomen niet! Dat het UWV door de rechter op de vingers getikt wordt en meer rekening moet houden met de gevolgen van de ziekte ME is een terechte correctie op georganiseerd ongeloof. Een welverdiende opsteker ook voor al die artsen die het lef hebben om hun cliënten te beschermen tegen ziekmakende protocollen.
Maar hoe doe je dat: je patiënt geloven? Dat kan alleen als je werkelijk verbinding maakt. En daar, precies in dat geploeter op de kleine menselijke interactie, ligt ook het tegengif voor cynisme en onmacht. We kunnen iets doen. Iets goeds. Nu! Want wie echt verbinding maakt, herkent het: op The Jokers na zijn we allemaal vooral lieve wezens.
Anita Kaemingk is psycholoog en docent consultvaardigheden aan Maastricht University (faculteit geneeskunde), Maastricht. Contact: a.kaemingk@maastrichtuniversity.nl
Anita heeft het lynchsyndroom en kreeg in 2012 te maken met uitgezaaide kanker.