Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Lage rugpijn als beroepsziekte?

Michiel Reneman
Bas Sorgdrager
Het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB) heeft een herziening van de Registratierichtlijn (aspecifieke) lage rugpijn gepubliceerd.1Deze is voor de bedrijfsarts handig in gebruik, maar er zijn veel inhoudelijke vraagtekens te plaatsen bij deze registratierichtlijn. Wij hebben bedenkingen bij de conceptuele basis. Daarnaast zien wij dat de registratierichtlijn op onderdelen incompatibel is met de NVAB-richtlijn Lage rugpijn.2We adviseren het NCvB de registratierichtlijn nogmaals te herzien.
©Anut21ng Stock / AdobeStock

Beroepsziekten zijn aandoeningen die door het werk zijn opgetreden. Uitgangspunt is dat er in het werk een blootstelling is die gezondheidsschade kan veroorzaken. Re-integratie in dezelfde omstandigheden zal tot verdere gezondheidsschade leiden. Naarmate er meer blootstelling is treedt er meer schade op (dosis-responsrelatie). Klassieke beroepsziekten zoals door blootstelling aan giftige stoffen en lawaaischade zijn voor iedereen te volgen omdat daar bijvoorbeeld redelijk goed een oplopende dosisrespons-relatie is aangetoond. De gehanteerde conceptuele basis van het NCvB is goed voorstelbaar voor de klassieke beroepsziekten. Wij vinden dit concept echter niet goed toepasbaar bij belastinggerelateerde ziekten zoals aspecifieke pijn aan het bewegingsapparaat, inclusief rugpijn. Dit type aandoeningen heeft een andere dosis-respons-relatie: U-vormig (te lage en te hoge expositie gerelateerd aan een hogere kans op ziekte, in het middendeel lagere kans op ziekte). Het negeert bijvoorbeeld het inzicht dat te lage belasting ook mede-oorzakelijk zou kunnen zijn. Hiervoor is geen plaats in de systematiek van de vernieuwde registratierichtlijn. Daarnaast negeert de registratierichtlijn verschillen in belastbaarheid tussen werkenden en verschillen in belastbaarheid van de individuele werkende in de tijd, interacties tussen persoonlijke en externe factoren, en het al dan niet kunnen inzetten van regelmogelijkheden. Het lijkt te zijn ontstaan vanuit een biomedisch model, waarbij er in de herziening psychosociale factoren aan zijn toegevoegd. Dat geeft het echter nog geen geïntegreerde biopsychosociale conceptuele basis zoals in de International Classification of Functioning (ICF), maar eerder een ‘afvinklijstje’. Bovendien ontbreken inzichten over het adaptieve vermogen om te herstellen van een belasting, of daar zelf van te leren en belastbaarder te worden. Dit vermogen vormt immers de basis van de lichamelijke opvoeding, trainingsleer in de sport, de revalidatie en het geleidelijk hervatten van werk na een periode van ziekte (zoals in de NVAB-richtlijn Lage rugklachten). De internationale consensus over rugpijn is dat er niet één enkele factor is die die veroorzaakt. Daarom wordt het multicausaal genoemd. De registratierichtlijn leunt echter sterk op één factor (tillen), zonder deze dominantie te verantwoorden. Een recente review over de causaliteit van tillen voor rugpijn3 (insufficient evidence) heeft helaas ook geen plaats in de registratierichtlijn.

NVAB-richtlijn

De NVAB-richtlijn geeft een genuanceerder beeld. Risicofactoren voor het ontwikkelen van lage rugpijn worden in acht domeinen ingedeeld. Bij zeven domeinen worden factoren gevonden die significant samenhangen met het ontwikkelen van lage rugpijn. Een van de zeven domeinen betreft ‘werkgerelateerde fysieke risicofactoren’, waarvan tillen een van de zes genoemde factoren is. Bij geen van de domeinen is de kracht van het bewijs sterker dan ‘zeer laag’. Bovendien wordt er gewaarschuwd voor variatie in correcties voor confounding, hetgeen kan bijdragen aan vertekening. Er zijn kortom zeer veel factoren geassocieerd met het ontstaan van lage rugpijn, de bewijskracht is zeer laag en variabel gecontroleerd voor confounding. De risicofactoren betreffen associaties; er wordt over causaliteit of oorzakelijkheid niets geschreven in dit deel van de NVAB-richtlijn. Wel wordt gemeld dat er meestal geen enkelvoudige oorzaak te vinden is. De NVAB-richtlijn is daarmee in lijn met de wetenschappelijke consensus over de multicausale oorzaak van lage rugpijn en doet recht aan de onzekerheid over de oorzaak van lage rugpijn.3-5

Incompatibel?

Echter, ‘meestal geen enkelvoudige oorzaak’ en een zeer zwakke associatie op groepsniveau sluiten niet uit dat er op individueel niveau wel een oorzakelijk verband zou kunnen zijn tussen tillen en rugpijn. Voor begeleidend bedrijfsartsen ontstaat er een lastige situatie wanneer het tillen op het werk volgens de registratierichtlijn ‘in overwegende mate’ oorzaak zou kunnen zijn voor de lage rugklachten en zij de NVAB-richtlijn volgen bij de re-integratie. Volgens de registratierichtlijn zal de werknemer bij re-integratie weer in een ziekmakende situatie terugkomen. Dat druist in tegen het principe van primum non nocere. In de NVAB-richtlijn heeft tillen echter een bescheiden plaats, omgeven door vele andere factoren die ook een ‘zeer lage’ evidentie hebben. Hiermee sluiten de registratierichtlijn en de NVAB-richtlijn niet op elkaar aan. De doelstellingen verschillen echter; de registratierichtlijn is gericht op de etiologie van het ontstaan van lage rugklachten, en de NVAB-richtlijn op het ‘risico voor het ontwikkelen’ van rugklachten en begeleiding bij re-integratie. Wij vinden de boodschappen van de NVAB-richtlijn toch duidelijk beter passen bij de wetenschappelijke consensus (multicausaal, complex, onzeker) dan die van de registratierichtlijn.
Bedrijfsartsen zullen de beschreven cases (zie kader) herkennen; er zijn herstelscenario’s mogelijk voor een werkende die volgens de registratierichtlijn een te hoge arbeidsbelasting kan hebben. Rugklachten zijn opgetreden bij deze werknemers die fysiek werk verrichten. Indien het te zwaar is, moet de bedrijfsarts het benoemen hiervan als risicofactor aan werkgever en werknemer in de verzuimbegeleiding niet nalaten. De bedrijfsarts moet de werknemer goede uitleg geven en adviseren over hersteltijd, ontspanning en doseren van activiteiten; de insteek van de NVAB-richtlijn. Duurzame re-integratie in eigen werk lijkt ons dan kansrijk. Als de registratierichtlijn valide zou zijn zou het echter niet mogelijk zijn om duurzaam te re-integreren in hetzelfde werk.

In welke situaties doet de bedrijfsarts een melding beroepsziekte aan het NCvB?

De cases A, B en C beschrijven alle drie een 50-jarige vrouw, normale BMI, een dienstverband als verzorgende IG van 28 uur, onregelmatige werktijden met fysieke zorgtaken, zoals gebruikelijk in de zorg. Zij is sinds haar opleiding 30 jaar terug werkzaam in de zorg. Ze ontwikkelt aspecifieke lage rugklachten die ze relateert aan die fysieke zorgtaken, in het bijzonder het tillen van zware patiënten. Ze meldt zich arbeidsongeschikt bij haar teamleider. Er zijn geen belastende factoren in de privésfeer. In de RI&E zijn de tilactiviteiten benoemd als risicotaken in het werk. De bedrijfsarts loopt alle stappen van de registratierichtlijn door, constateert arbeidsgerelateerdheid van 33 procent en een NIOSH-tilindex >2 ondanks dat hij het erg lastig vond om dit eenduidig vast te stellen (stap 3), en vindt het bij gebrek aan criteria moeilijk te beslissen of en in welke mate er andere mogelijke oorzaken zijn. Ook was het onduidelijk hoe hij de individuele gevoeligheid moest vaststellen (stap 4).
Werknemer A consulteert de bedrijfsarts in de eerste week van het arbeidsverzuim. Ze krijgt oefeningen mee en het advies zo nodig pijnstillende medicatie te nemen om goed te kunnen bewegen en te kunnen slapen. In de derde week van het verzuim hervat ze het werk op basis van geleidelijkheid. Zij kan haar werk weer duurzaam verrichten. Ze merkt dat ze wel goed aan haar conditie moet blijven denken.
Werknemer B Anders dan bij mevrouw A consulteert deze vrouw haar bedrijfsarts op verzoek van de leidinggevende in week 3 van het arbeidsverzuim. Ondertussen had ze de huisarts geraadpleegd die volgens de standaard heeft geadviseerd. De huisarts heeft mevrouw gesuggereerd zo nodig de bedrijfsarts te benaderen voor een verantwoorde terugkeer in werk. Mevrouw heeft wel haar bedenkingen over de zwaarte van het werk. Ze verzoekt de bedrijfsarts om in het werkhertvattingsadvies lichter werk te adviseren. De bedrijfsarts bespreekt de bedenkingen met de werknemer, legt uit dat de belastbaarheid multifactorieel bepaald is en varieert over de tijd, en dat het geleidelijk hervatten van werk kan bijdragen aan het verhogen van de belastbaarheid. De bedrijfsarts geeft werkhervattingsadvies volgens de NVAB-richtlijn Lage rugklachten, inclusief tijdelijk lichter werk. Na enkele weken heeft deze werknemer haar werk volledig hervat.
Werknemer C consulteert haar bedrijfsarts op verzoek van de leidinggevende in week 3 van het arbeidsverzuim. Ondertussen had ze de huisarts geraadpleegd die volgens de standaard heeft geadviseerd. De bedrijfsarts geeft een werkhervattingsadvies volgens de NVAB-richtlijn Lage rugklachten. In de eerste week van de werkhervatting nemen de klachten toe. Mevrouw koppelt deze toename aan een tilactiviteit op het werk. De re-integratie richt zich vervolgens op ander werk.

Beschouwing

Tillen is een van de vele factoren die geassocieerd zijn aan het optreden en persisteren van lage rugklachten. Hoewel de causaliteit op groepsniveau nog steeds niet is aangetoond, is het een professionele plicht van de bedrijfsarts om maatregelen te nemen en adviseren wanneer daartoe een specifieke aanleiding is. Voor de bedrijfsarts kan het lastig zijn om op basis de NCvB-registratierichtlijn een melding beroepsziekte te doen, terwijl bij het volgen van de NVAB-richtlijn duurzame en gezonde re-integratie in eigen werk mogelijk blijft.
We hebben in het kort argumenten beschreven op basis waarvan wij twijfel hebben aan de validiteit van de hernieuwde registratierichtlijn. Vanwege de genoemde (conceptuele) bezwaren en de incompatibiliteit met de NVAB-richtlijn, lijkt het ons dat het NCvB aan zet is om aan te tonen dat de vernieuwde registratierichtlijn valide is of de herziening opnieuw op te pakken.
Dankbetuiging: De auteurs zijn dank verschuldigd aan bedrijfsarts Ernst Jurgens voor zijn kritische opmerkingen op een eerdere versie van dit artikel.

Rug recht voor preventie van lage rugpijn!

Wij willen Michiel Reneman en Bas Sorgdrager bedanken voor hun kritische evaluatie van onze herziene beroepsziekteregistratierichtlijn lage rugpijn. Hun reactie zorgt mogelijk ook voor verwarring bij de doelgroep van bedrijfsartsen en arboprofessionals. Waar de NVAB-richtlijn zich vooral richt op de prognostische factoren bij sociaal-medische begeleiding voor (re)integratie in werk, richt de NCvB-registratierichtlijn zich op de etiologie en preventie van lage rugpijn als beroepsziekte.
Met de NCvB-richtlijn willen we bedrijfsartsen en arboprofessionals ondersteunen bij de vraag: wat zijn relevante risico’s voor het ontstaan en de preventie van lage rugpijn in werk? De richtlijn lage rugpijn laat zien dat er voldoende bewijs is voor handmatig tillen & dragen, buigen & draaien van de romp, en lichaamstrillingen. De richtlijn is geactualiseerd op basis van een recent peer-reviewed systematisch literatuuronderzoek van prospectieve studies met meta-analyses en GRADE. De review toont bewijs voor de bovenvermelde fysieke risicofactoren in het werk, en opvallend genoeg niet voor psychosociale risicofactoren in het werk.1,2
Wij onderschrijven de ambitie om de NCvB- en NVAB-richtlijnen beter op elkaar te laten aansluiten ter preventie van en zorg voor lage rugpijn. Kortom: laten we iedere kans gebruiken om gezond werken te bevorderen!
dr. Paul Kuijer en prof. dr. Henk van der Molen, Amsterdam UMC, Afdeling Public & Occupational Health, Nederlands Centrum voor Beroepsziekten. Contact: p.p.kuijer@amsterdamumc.nl

Referenties

1.Jahn A, Andersen JH, Christiansen DH, Seidler A, Dalbøge A. Occupational mechanical exposures as risk factor for chronic low-back pain: a systematic review and meta-analysis. Scand J Work Environ Health. 2023 Oct 1;49(7):453-465. https://​www.​sjweh.​fi/​article/​4114

2.Jahn A, Andersen JH, Seidler A, Christiansen DH, Dalbøge A. Occupational psychosocial exposures and chronic low-back pain: a systematic review and meta-analysis. Scand J Work Environ Health. 2024 Jul 1;50(5):329-340.

 

 

Referenties

1.Paul Kuijer en Henk van der Molen, Registratierichtlijn aspecifieke lage rugpijn. December 2024, Nederlands Centrum voor Beroepsziekten, beroepsziekten.nl.

2.NVAB, Richtlijn lage rugpijn en lumbosacraal radiculair syndroom, 2020, nvab-online.nl.

3.De Bruin LJE, Hoegh M, Greve C, Reneman MF. Insufficient evidence for load as the primary cause of nonspecific (chronic) low back pain. A scoping review. Orthop Sports Phys Ther. 2024 54(3):1-14.

4.Hartvigsen J, Hancock MJ, Kongsted A, Louw Q, Ferreira ML, Genevay S, Hoy D, Karppinen J, Pransky G, Sieper J, Smeets RJ, Underwood M; Lancet Low Back Pain Series Working Group. What low back pain is and why we need to pay attention. Lancet. 2018 Jun 9;391(10137):2356-2367. doi: 10.1016/S0140-6736(18)30480-X. Epub 2018 Mar 21. PMID: 29573870.

5.Foster NE, Anema JR, Cherkin D, Chou R, Cohen SP, Gross DP, Ferreira PH, Fritz JM, Koes BW, Peul W, Turner JA, Maher CG; Lancet Low Back Pain Series Working Group. Prevention and treatment of low back pain: evidence, challenges, and promising directions. Lancet. 2018 Jun 9;391(10137):2368-2383. doi: 10.1016/S0140-6736(18)30489-6. Epub 2018 Mar 21. PMID: 29573872.

Michiel Reneman, hoogleraar pijnrevalidatie bij het UMCG Centrum voor Revalidatie, locatie Beatrixoord, Haren. Contact: m.f.reneman@umcg.nl Bas Sorgdrager, klinisch arbeidsgeneeskundige bij het UMCG Centrum voor Revalidatie, locatie Beatrixoord, Haren

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen
account, maak dan hieronder een account aan.
Lees ook de spelregels.