Als bedrijfsartsen zijn we gericht op het gebruik van onze kennis en vaardigheden. Consultvoering is echter ook een creatief proces. Bij te veel fixatie op inhoud en verantwoordelijkheden, komt die kant minder uit de verf. Juist door open te staan voor ‘het beduidend toeval' en onszelf ‘incubatietijd' te gunnen, kunnen we meer kansen genereren in onze advisering. Filosofische concepten kunnen ons helpen dit te herkennen. In dit artikel geef ik eerst een voorbeeldcasus. Daarna licht ik een filosofisch concept uit over hoe bewustwording werkt en vervolgens hoe we de kans op ‘het beduidend toeval' kunnen bevorderen. Tot slot sluit ik af met de beschrijving van enkele mogelijke implicaties voor onze consultvoering.
Casus over de ‘moegestreden’ leidinggevende (deel 1)
Dhr. D. is 52 jaar en bekleedt al meer dan 20 jaar leidinggevende functies in basisteams bij de politie. Ik spreek hem als bedrijfsarts na een maand ziekteverzuim. Hij is oververmoeid, slaapt slecht en piekert over zijn klachten en werktoekomst. Dhr. D. geeft aan dat er jaren sprake was van grote werkdruk, veel ziekteverzuim en personeelsverloop. Voor de ‘doorwerkers’ was hij één van de weinigen bij wie de politiemedewerkers hun verhaal kwijt konden. Totdat dhr. D zelf niet meer verder kon, mede omdat hij thuis niet meer te genieten was. Hij herstelde langzaam en had consulten bij de praktijkondersteuner van de huisarts. Eén van de weinige energiegevers die voor hem nog werkte, was het water opgaan om te zeilen of surfen. Bij doorvragen over wat hij zelf had geprobeerd om tot een structureel betere balans te komen, gaf hij aan enkele jaren functies bij de recherche geprobeerd te hebben. Dit nadat zijn leidinggevende in het basisteam niet integer was omgegaan met vertrouwelijke uitingen van dhr. D. Het werk bij de recherche lag hem minder en na pensioen van genoemde leidinggevende was hij teruggekeerd in zijn oude basisteam.
De gebeurtenissen uit zijn verleden en de nog steeds bestaande werkdruk droegen ertoe bij dat hij klachten hield. Ik verwees hem naar een psycholoog. Ik zag kenmerken van een burn-out, maar kon een PTSS of moral injury niet uitsluiten.1 Ik twijfelde over hoe deze casus verder zou lopen. Zouden er beperkingen door medische oorzaak kunnen blijven voor zijn eigen werk? Of zou er na meer herstel een loopbaanprobleem ‘overblijven’? In het laatste geval zou er een oplossing buiten de wettelijke kaders van de arbeidsongeschiktheid gevonden moeten worden.
We zijn gericht op wat waarschijnlijk gaat gebeuren
De psychiater en filosoof Thomas Fuchs geeft aan dat onze tijdsbeleving en waarneming voor een groot gedeelte op de toekomst gericht zijn. Dit hangt samen met wat we hopen dat er zal gebeuren en waar we ons zorgen over maken dat er zal gebeuren.2 Fuchs gebruikt voor die verwachting de term ‘protentie’. Deze term komt uit de zogenoemde fenomenologie, een filosofische stroming waarvan Husserl de grondlegger was. De fenomenologie wil een fenomeen, ofwel hoe iets zich voordoet aan ons, rechtstreeks beschrijven. Dit om essentiële eigenschappen van wat men ervaart tot zijn recht te laten komen. Daarvoor is het nodig om vooronderstellingen en het leggen van causale verbanden bewust buiten beschouwing te laten. Protentie is dus een fenomenologisch begrip om de verwachting op zich, van wat komen gaat, te omschrijven.
Een bekend voorbeeld van protentie is dat we bij bepaalde muziektonen, een specifiek vervolg van een bekende melodie verwachten. Binnen een zogenaamde ‘protentiekegel’ is ons bewustzijn het meest gericht op wat het meest waarschijnlijk volgt. Door ervaring houden we ook rekening met minder waarschijnlijke scenario’s. Onwaarschijnlijke scenario’s liggen buiten deze protentiekegel en als er iets dergelijks gebeurt, zal dit ons verrassen. Zie figuur 1.
Figuur 1: De protentiekegel.3
Casus (deel 2)
Volgens de psycholoog stond de diagnose van burn-out op de voorgrond. Hierbij was dhr. D. gekwetst door de houding van zijn vroegere leidinggevende. Dit was in samenhang met een groot rechtvaardigheidsgevoel en hoge eisen aan zichzelf en anderen stellen. In afwachting van wat de behandeling zou betekenen voor het herstelproces, liet ik mijn vraagstukken voor de lange termijn meer los.
In het tweede consult constateerden we enige stabilisatie en spraken we af dat dhr. D. twee koffiebezoeken op het werk zou inplannen. In het derde consult vertelde dhr. D dat hij zijn nieuwe leidinggevende had gesproken. Echter, het betreden van het politiebureau had hem ‘aangevlogen’. Hij had de drie dagen erna nodig had gehad om hiervan bij te komen. Hij twijfelde erg of hij zover kon herstellen, dat hij zijn eigen werk weer kon oppakken. Toen hij dit vertelde, kwam bij mij spontaan weer op dat dhr. D. een passie had voor watersport. De week ervoor had ik een politiemedewerker gesproken, die niet verder was gegaan voor de vacature ‘senior nautisch’ op één van de patrouilleschepen van de waterpolitie. Ik vertelde dhr. D. over deze vacature en het was frappant hoe zijn mimiek en houding veranderden. Hij gaf aan dat dit hem heel leuk werk zou lijken. We spraken af dat hij in overleg met zijn leidinggevende en teamchef van het nautische team, zou kijken of dit een passende ‘re-integratieplek’ zou kunnen zijn. Dit met in het achterhoofd dat er mogelijk ook een blijvende oplossing in zou kunnen zitten.
Dhr. D. bouwde op deze plek in vier maanden op tot eigen uren en hij sprak de wens uit hier een blijvende functie te krijgen. Dat hij daarvoor 1 loonschaal lager zou uitkomen tot zijn pensioen, nam hij daarbij op de koop toe. In zijn mimiek en uitlatingen was waarneembaar dat hij veel meer hoop op een goede afloop had gekregen. Ook zijn werk-privébalans was ondertussen duidelijk verbeterd.
‘Het beduidend toeval’ en de rol van het bewust loslaten
Welke gebeurtenis voor ons het meest waarschijnlijk is, wordt volgens Fuchs bepaald door;
1. Huidige waarnemingen en de informatie uit vergelijkbare eerdere waarnemingen (retentie).
2. Persoonlijke kenmerken van waarnemen, denken, voelen en gedrag.
3. De mate van focus, versus ‘brede opmerkzaamheid’.
4. Interesses en intenties.
Bij bewust waarnemen gaat het om het gewaar worden wat er gebeurt en bewust onderdrukken van wat daarvan afleidt (zoals associaties en omgevingsprikkels). Fuchs beschrijft dat het voor creativiteit juist de kunst is de protentiekegel te verbreden. Dit wordt mogelijk door het focussen los te laten, open te staan voor creatieve invallen en voor wat anderen aanreiken. Dit ‘defocussen’ verbindt Fuchs aan hoe musici tot improvisatie komen en hoe behandelaren kunnen switchen in therapeutische processen. Deze fase in het creativiteitsproces wordt incubatie genoemd. Hierbij wordt de feitelijke opgave bewust een tijd losgelaten en staat men open voor associaties en vrije invallen, zonder dat aan oordelen te verbinden. Vroeg of laat volgt een betekenisvolle inval, zijnde de inspiratie of ‘illuminatie’. Deze filosofische analyse sluit aan op psychologisch onderzoek. Hoogleraar psychologie Ap Dijksterhuis geeft aan dat het grootste deel van onze breinfuncties automatisch en onbewust verloopt. Voor ons functioneren en onze creativiteit zijn we met name daarvan afhankelijk. Hij relativeert op basis van zijn onderzoek het belang dat we aan bewuste controle toekennen.4
In de casus was achteraf gezien sprake van incubatie bij zowel de werknemer als bedrijfsarts. Beiden wachtten af wat de behandeling zou brengen. Dit loslaten en de terugval na het koffiebezoek droegen bij tot openstaan voor nieuwe opties en ‘het beduidend toeval’. Fuchs stelt dat retrospectie vaak laat zien dat ‘beduidende toevallen’ helemaal niet zo toevallig zijn. Ze zijn wel degelijk aan ‘voorbereidende zaken’ in het verleden gebonden.
Als werknemers vastlopen versmalt hun waarneming
Dhr. D. was vastgelopen in zijn werk, hij had affiniteit met wateractiviteiten en was niet afgeknapt op werkinhoud. Toen er een optie verscheen, waar hij met logisch nadenken niet op was gekomen, maar die wel veel oplossingen bood, was hij daar mentaal klaar voor. De bedrijfsarts had op zijn beurt zijn gerichtheid op de knelpunten meer losgelaten en stond blijkbaar open voor zijn associatie met de sollicitatie van de andere politiemedewerker bij de nautische politie. Voor de veranderde protentiekegels van werknemer en bedrijfsarts zie de figuren 2 en 3.
Figuur 2: Oude en nieuwe protentiekegel van de werknemer.
Figuur 3: Oude en nieuwe protentiekegel van de bedrijfsarts.
Een ander concept dat goed aansluit op bovenstaande is het herstelconcept uit de psychiatrie. Uit onderzoek naar ‘herstelnarratieven’ van patiënten met psychiatrische klachten blijkt dat transdiagnostisch (los van de diagnose) vijf factoren van belang zijn voor herstel; verbinding met anderen, hoop en optimisme, identiteit, betekenisgeving en empowerment.5 Terugkijkend naar de casus van dhr. D is te herkennen hoe al deze factoren een rol speelden in zijn herstelnarratief.
Beschouwing
Als werknemers vastlopen in hun problemen versmalt hun waarneming. Hier kan de focus en het brede overzicht van de bedrijfsarts hen helpen om samenhang en oplossingen te kunnen duiden. Hiervoor is het wel nodig dat de bedrijfsarts de kunst verstaat om te ‘defocussen’ en dat er oog is voor tijd en ruimte voor incubatie. Dit sluit aan op de huidige richtlijn van bedrijfsartsen, die werkt met drie procesfasen. Die geven aan dat de eerste fase van stabilisatie doorlopen moet worden om bij te kunnen dragen aan de probleeminventarisatie en -oplossingen.6 Adequate behandeling en een goede re-integratieplek zullen bevorderend zijn voor incubatie. Een te grote fixatie van de bedrijfsarts op stappen conform de Wet verbetering poortwachter werken averechts op het herstelproces. Hierbij is inhoudelijk leiderschap nodig. Dit kan gaan om het advies om tegen de wil van een leidinggevende in een werknemer op een andere afdeling te laten re-integreren. Hierdoor kan bij aanhoudende werkgerelateerde triggers op de eigen werkplek, elders de incubatie meer kans krijgen. Het kan ook gaan om spoor-twee-activiteiten later dan gebruikelijk te starten, omdat de werknemer nog weinig belastbaar is en te veel worstelt met het loslaten van het werk in de eigen organisatie. Als dit professioneel gebeurt (onderbouwd, overleg met de arbeidsdeskundige), is er sprake van inhoudelijk adequaat handelen. Hopelijk draagt dit artikel bij tot het ontstaan van meer ‘beduidende toevallen’ en herkennen van herstelkansen.
Met dank aan Claartje Visser, zakelijk tekenaar, die de figuren 1, 2 en 3 heeft gerealiseerd.
Referenties
1. Mensink B, Van Schagen A, Van der Aa N et al. Moral injury in trauma-exposed, treatmentseeking police officers and militairy veterans: Latent class analysis. Frontiers of Psychiatry. Doi.org/10.3389/fpsyt.2022.904659.
2. Fuchs T. Das noch-nicht-bewusste, protentionales bewusstsein und die entstehung des neuen. Phenomenology and Mind. 2024:26: 18-42.
3. Nederlandse vertaling figuur artikel Fuchs, referentie 2.
4. Dijksterhuis A. Het slimme onbewuste. Uitgeverij Bert Bakker. Amsterdam. 2024.
5. Lases MN, Bruins J, Scheepers FE et al. Is personal recoverya transdiagnostic concept? Testing the fit of the CHIME framework using narrative experiences. Journal of Mental Health. Doi.org/10.1080/09638237.2024.2361225.
6. Van Dongen-Melman J, Struijk-Mulder M. Re-integreren is aansluiten bij de werking van het brein. Tijdschr Bedrijfs Verzekeringsgeneeskd 2024;5:16-21.
Samenvatting
Onze tijdsbeleving en waarneming zijn voor een groot gedeelte op de toekomst gericht en in deze waarschijnlijkheidshorizon hebben we verwachtingen (protentie). De bijbehorende protentiekegel kan smal of breed zijn. Bij psychische aandoeningen versmalt deze. Arboprofessionals zijn erbij gebaat ook open te staan voor minder waarschijnlijke gebeurtenissen en die te betrekken in hun consultvoering en communicatie. Dezelfde openheid is nodig voor de transdiagnostische factoren die bijdragen aan herstel; Verbinding, hoop en optimisme, identiteit, betekenisgeving en empowerment.
Aandachtspunten
In onze waarneming zijn we het meest gericht op wat we verwachten dat er gaat gebeuren (protentie). Daarin spelen onze eerdere ervaringen een rol (retentie).
Bij psychische aandoeningen versmalt de protentiekegel, de bandbreedte van verwachte en minder verwachte gebeurtenissen.
De bedrijfsarts en andere arboprofessionals kunnen de werknemer helpen de ongewone en schijnbare tegengestelde elementen in hun narratief een plek te geven.
Verbinding, hoop en optimisme, identiteit, betekenisgeving en empowerment zijn transdiagnostische factoren die bij het herstel een bevorderende rol spelen.
▶ Rob Hoedeman is bedrijfsarts bij Mensely (HumanTotalCare) en masterstudent filosofie aan de RU, Tilburg. Contact: rob.hoedeman@mensely.nl