Fysiek letsel, zoals een botbreuk, hersenletsel of multitrauma opgelopen bij een ongeval, kan een aanzienlijke impact hebben op de arbeidsparticipatie. Hoewel veel traumapatiënten binnen afzienbare tijd weer aan het werk gaan, ervaart een aanzienlijke groep langdurige gezondheidsklachten, zoals pijn, mobiliteitsbeperkingen, maar ook onzekerheid of angstklachten, die kunnen leiden tot verminderde productiviteit, langdurig ziekteverzuim of zelfs werkloosheid. Dit heeft niet alleen maatschappelijke kosten tot gevolg, maar tast ook de kwaliteit van leven aan.1 Werk blijkt immers een belangrijke factor in herstel, met positieve invloed op zelfvertrouwen, financiële onafhankelijkheid en zingeving.
Begeleiding en nazorg gericht op werkhervatting kunnen dit proces ondersteunen, bijvoorbeeld door inzet van bedrijfsartsen. In de praktijk blijkt deze begeleiding vaak pas laat te worden opgestart – ná afronding van fysieke revalidatie – of zelfs te ontbreken.2 Vroegere informatievoorziening over werkhervatting kan bijdragen aan een duurzamere re-integratie. Bij voorkeur start die aandacht voor werk(hervatting) al in het ziekenhuis.
Tot op heden zijn studies naar belangrijke factoren bij werkhervatting na fysiek letsel vaak beperkt tot het perspectief van patiënten, of gericht op één letseltype (zoals hersenletsel of wervelletsel). De huidige studie is juist gericht op meerdere letseltypes én het perspectief van zorgprofessionals binnen en buiten het ziekenhuis om een completer beeld te krijgen van factoren die werkhervatting belemmeren of bevorderen. Aandacht voor deze bredere arbeidsgerichte zorg kan van grote meerwaarde zijn voor zowel de traumapatiënten als voor de medische professionals.
Het doel van deze studie is om, vanuit meerdere perspectieven (traumapatiënten, eerste en tweede-lijns zorgprofessionals, en arboprofessionals), inzicht te krijgen in belemmerende en bevorderende factoren bij werkhervatting na fysiek letsel.
Methode
Studieopzet
Een kwalitatieve studie werd uitgevoerd met focusgroepen en semigestructureerde interviews, gericht op het verkennen van belemmerende en bevorderende factoren bij terugkeer naar werk na fysiek letsel. Er is goedkeuring verkregen van de Ethics Review board van Tilburg University (TSB_RP435) en het bestuur van het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis gaf toestemming voor uitvoering.
Werving van patiënten
Patiënten werden gerekruteerd via een level 1 traumacentrum in Zuid-Nederland. In aanmerking kwamen volwassenen (18–67 jaar) die negen maanden tot vijf jaar eerder waren opgenomen in het ziekenhuis met een geïsoleerde fractuur (GF), een spinaal letsel (SL) of een licht tot matig traumatisch hersenletsel (TH). Deze termijn borgt enerzijds voldoende hersteltijd en beperkt anderzijds het risico op geheugenvervorming (een vorm van bias).
Van de 253 uitgenodigde patiënten namen er 41 deel; er werd een steekproef van 17 patiënten samengesteld met onder andere variatie in leeftijd, geslacht, beroepsbelasting en letseltype. Deelnemers ontvingen een vergoeding van €40,-.
Werving van Zorgprofessionals
Negentien zorgprofessionals van zowel binnen als buiten het ziekenhuis en uit verschillende disciplines namen deel aan de studie, waaronder bedrijfsartsen, revalidatieartsen, fysiotherapeuten, traumachirurgen en psychologen. Er werd gestreefd naar maximale variatie in professionele achtergronden. Deelnemers ontvingen een kleine attentie (chocolade).
Gegevensverzameling
Tussen mei en september 2023 werden online focusgroepen en interviews gehouden via video. Sessies werden met toestemming van deelnemers opgenomen. De focusgroepen duurden gemiddeld 1,5 uur; interviews tussen de 30 en 60 minuten. Voor beide groepen werd gebruikgemaakt van een semigestructureerde topiclijst, gebaseerd op relevante literatuur.
Er vonden drie focusgroepen met patiënten plaats (n = 13), ingedeeld op letseltype, gevolgd door vier verdiepende interviews. Voor de zorgprofessionals werden vier focusgroepen georganiseerd (n = 19), met binnen elke focusgroep een mix aan disciplines.
Data-analyse
De opnames zijn letterlijk getranscribeerd en thematisch geanalyseerd. Na analyse van de laatste transcripties werd datasaturatie vastgesteld. Thema’s werden onderling besproken en ten slotte getoetst op klinische relevantie door een praktiserend traumachirurg.
Resultaten
De resultaten worden gepresenteerd in twee delen: de belemmerende en bevorderende factoren bij terugkeer naar werk volgens patiënten, daarna vanuit het perspectief van zorgprofessionals. In totaal namen 17 patiënten (negen vrouwen, acht mannen, gemiddelde leeftijd: 47 jaar) en 19 zorgprofessionals (gemiddelde leeftijd: 46 jaar, diverse intra- en extramurale disciplines) deel (zie tabellen 1 en 2).
1. Patiëntenperspectief: Drie hoofdthema’s
Thema 1: Impact van het letsel op werk en financiën
Patiënten gaven aan dat de mate waarin het letsel invloed had op hun kernwerkzaamheden sterk bepalend was voor werkhervatting. Wanneer het letsel weinig impact had op het werk (zoals bij administratief werk of bij snel herstel) was terugkeer relatief eenvoudig. Bij zwaar lichamelijk werk of wanneer het letsel het functioneren substantieel beperkte werd de werkhervatting belemmerd. In alle gevallen speelde de mentale belasting omtrent de ziekenhuisopname en het effect hiervan op het (werk)functioneren ook mee.
Daarnaast was er ook een prominente rol voor de financiële druk, met name bij zelfstandigen. Door wegvallend inkomen en oplopende kosten voelden zij zich genoodzaakt om sneller terug te keren dan medisch verantwoord was.
‘Als je in loondienst bent zeg je: ‘Vandaag lukt het niet’. Maar als zelfstandige denk je: “Ik móet gewoon”.’ (P14, GF)
Thema 2: Tijdige, passende en beschermende nazorg bij werkhervatting door zorgprofessionals
Veel patiënten gaven aan dat nazorg gericht op werk nagenoeg ontbrak of te algemeen was. De aandacht lag vooral op lichamelijk herstel; werk en het leven na ontslag uit het ziekenhuis kwamen nauwelijks aan bod. Sommige patiënten voelden zich zelfs onder druk gezet door bedrijfsartsen, alsof deze vooral het belang van de werkgever dienden.
‘Vanaf het begin dacht ik al: “hé, ik heb iets gemist na mijn terugkeer [naar werk]”. In mijn ogen was de nazorg minimaal. Of zelfs afwezig.‘ (P15, TH)
De behoefte aan begeleiding naar werk was het grootst ná het ziekenhuisontslag, wanneer mensen begonnen te ervaren wat zij wel en niet meer konden.
‘Aan het begin was ik totaal niet bezig met mijn werk, ik was bezig met mezelf.‘ (P2, SL)
Daarnaast werd het als helpend ervaren als zorgprofessionals bescherming bieden tegen overbelasting op het werk door zichzelf of door hun werkgever.
‘Als mijn bedrijfsarts er niet was geweest, was het uit de hand gelopen. Hij moest zelfs mij overtuigen dat dit de grens was.’ (P6, GF)
Thema 3: Verwachtingen en aanpassingen in werk en steun
De houding en ondersteuning van werkgevers en collega’s bleken bepalend voor de werkhervatting. Niet-passende of ontbrekende werkaanpassingen, zoals onpraktische hulpmiddelen, hinderden herstel. Daarentegen werkten aanpassingen in werktijden of werkindeling, mits afgestemd met een professional, bevorderend.
‘Normaal plan je acht of negen cliënten achter elkaar […] Nu moet ik echt kleinere blokken doen. Daardoor zitten er veel meer pauzes in mijn dag.’ (P17, TH)
Ook waren er klachten over onrealistische verwachtingen: patiënten voelden druk om weer volledig te werken zodra herstel zichtbaar leek. Vooral bij traumatisch hersenletsel leidde onbegrip tot onzekerheid.
‘Mensen kennen je verhaal maar oppervlakkig, en zeggen dan: “Je bent weer aan het werk, dus het gaat goed”. Nee, er zijn onderliggende problemen die blijven.’ (P10, TH)
Tegelijkertijd beschreef een deel van de patiënten juist positieve ervaringen, zoals collega’s die taken overnamen of leidinggevenden die meedachten.
‘Een collega heeft het rijexamen van mijn leerling overgenomen, zodat die het alsnog kon doen.’ (P14, SL)
2. Zorgprofessionals: Vier hoofdthema’s
Thema 1: Impact op werk, zelfvertrouwen en financiën
Zorgprofessionals onderschreven dat de impact van het letsel op de kernwerkzaamheden bepalend is voor werkhervatting. Ook zagen zij financiële druk bij zelfstandigen als versnellende, maar soms risicovolle, factor in het werkhervattingsproces.
Bovendien werd onzekerheid over het eigen kunnen genoemd als belangrijke barrière, vooral bij langdurige afwezigheid.
Thema 2: Beperkte aandacht voor werk vanuit de curatieve zorg
Professionals, vooral in de ziekenhuissetting, erkenden dat werkhervatting zelden onderwerp van gesprek is. De focus ligt primair op het lichamelijke herstel. Door tijdsdruk en taakafbakening komt werkhervatting nauwelijks aan bod in het ziekenhuis.
Daarnaast werd het ontbreken van geïntegreerde ketenzorg als knelpunt benoemd: overdracht tussen professionals verloopt moeizaam en samenwerking met bedrijfsartsen is vaak laat of beperkt.
‘…Het systeem is te verkokerd en bureaucratisch om echt persoonsgericht te werken.’ (P24, verzekeringsarts)
‘Als er iets niet goed gaat, dan is het de stap ná het revalidatiecentrum […] Als ik alleen al kijk naar hoe wij [bedrijfsartsen] worden ingeschakeld; we worden benaderd door HR, en als HR het [de werkhervatting] niet meldt, dan weet ik van niets. En dan kan het zomaar zijn dat ik iemand [patiënt] pas veel later zie en spreek dan wenselijk is.‘ (P34, bedrijfsarts)
Zorgprofessionals gaven aan dat motivatie en verwachtingen van patiënten een belangrijke rol spelen bij werkhervatting. Sommigen keren te snel terug, vooral door financiële druk, anderen blijven te lang in de ‘patiëntrol’.
Bedrijfsartsen merkten op dat zij soms worden gewantrouwd, alsof zij vooral het belang van de werkgever dienen. In het eerste consult proberen zij dit beeld actief te corrigeren door hun rol als arts te verduidelijken.
‘Mensen denken vaak dat een bedrijfsarts iemand is die je terug het werk in schopt. Dus ik leg uit dat ik arts ben en dat alles onder het beroepsgeheim valt. Dan zie je vaak al opluchting.’ (P23, bedrijfsarts)
Meerdere zorgprofessionals benadrukten het belang van vroege aandacht voor werk, ook als patiënten nog niet kunnen werken. Het inschakelen van de bedrijfsarts of ergotherapeut in een vroeg stadium kan helpen om het gesprek over mogelijkheden op gang te brengen.
‘Zelfs als iemand nog niks kan, moet er contact zijn met de bedrijfsarts. Dan kun je samen kijken wanneer en hoe werk weer opgepakt kan worden.’ (P27, traumachirurg)
Een deel van de fysiotherapeuten en ergotherapeuten gaf aan dat zij al vroeg vragen naar iemands werkinhoud en de relatie met de werkgever, om belemmeringen tijdig te signaleren.
‘Is iemand zelfstandige of niet? Heeft iemand fysiek werk? Hoe is het contact met de werkgever? Dat wil ik snel weten, om mee te nemen in het revalidatieproces.’ (P29, eerstelijns fysiotherapeut)
Thema 3: Motivatie van patiënten
De houding van patiënten bleek volgens zorgprofessionals sterk bepalend voor het verloop van de werkhervatting. Sommigen overschatten hun belastbaarheid, vooral zelfstandigen, wat kan leiden tot terugval. Anderen stelden werkhervatting juist onnodig lang uit door angst of een passieve houding.
Een complicerende factor was het ‘patiëntrol’-effect, bijvoorbeeld bij lopende letselschadeprocedures, waarin patiënten geneigd zijn klachten te blijven benadrukken.
‘Sommigen willen eigenlijk niet beter worden, omdat ze hopen op een hoge schadevergoeding.’ (P23, bedrijfsarts)
Zorgprofessionals gaven ook aan dat motivatie van patiënten een sleutelrol speelt in het re-integratieproces. Sommige patiënten willen zo snel mogelijk terugkeren omdat werk hen zingeving biedt en hen helpt om weer onderdeel te zijn van de maatschappij. Volgens zorgverleners hangt de motivatie samen met hoeveel iemand zijn werk mist, en hoeveel steun iemand ervaart vanuit de werkomgeving. Deze groep zoekt vaak actief naar informatie en begeleiding.
‘We zien cliënten die gewoon weer deel willen uitmaken van de maatschappij, weer willen voelen: ik doe ertoe.’ (P20, paramedisch adviseur/fysiotherapeut)
Thema 4: Steun vanuit de werkomgeving
Ook volgens professionals is steun van werkgever en collega’s essentieel. Werknemers met een ondersteunende werkcultuur bleken gemotiveerder en succesvoller in hun re-integratie. Wanneer werkgevers actief betrokken waren, kon begeleiding beter afgestemd worden op de situatie.
‘Collega’s zeggen [tegen de patiënt] ofwel: ‘doe rustig aan, ga naar huis, je hoeft niet te komen, wij lossen het wel op’. Daarmee belemmeren ze de re-integratie. Of ze zeggen: ‘ja, dan moet ík harder werken’ en dan begint het overvraagd worden.’ (P34, bedrijfsarts)
Discussie en conclusie
In deze kwalitatieve studie zijn belemmerende en bevorderende factoren voor werkhervatting na fysiek letsel onderzocht vanuit het perspectief van zowel patiënten als zorgprofessionals uit diverse disciplines binnen en buiten het ziekenhuis. Ongeacht het letseltype, gaven patiënten aan dat de combinatie van hun fysieke belastbaarheid en de aard van hun werk doorslaggevend was voor een succesvolle werkhervatting. Andere belangrijke thema’s vanuit patiënten waren het ontbreken van arbeidsgerichte (na)zorg gedurende het gehele zorgtraject, financiële druk (vooral bij zelfstandigen), onrealistische verwachtingen op de werkvloer, en het belang van passende begeleiding.
Zorgprofessionals onderschreven deze factoren grotendeels, maar legden daarnaast nadruk op motivatie, zelfbeeld en het belang van tijdige begeleiding. Bedrijfsartsen noemden specifiek het spanningsveld waarin patiënten hen soms wantrouwen vanwege hun vermeende loyaliteit aan de werkgever. Door deze misvatting proactief te adresseren, ontstaat mogelijk meer vertrouwen in de begeleiding. Potentieel kan deze misvatting ook aanwezig zijn bij andere behandelaars en kan alleen rolduidelijkheid al veel verbetering brengen in een arbeidsgericht zorgtraject.
De bevindingen sluiten aan bij eerder onderzoek naar werkhervatting na hersenletsel, rugletsel of fracturen. In deze studie werd echter naar meer dan alleen de letseltypes gekeken, en vanuit verschillende invalshoeken. Veel factoren blijken universeel te zijn, zoals het belang van goede communicatie tussen patiënt en de werkplek. Daarnaast laat deze studie zien dat er eigenlijk pas na het ziekenhuisontslag aandacht komt voor werk. Informatie over werkhervatting wordt dan gemist, terwijl de behoefte juist op dat moment pas ontstaat of toeneemt. Dit zorgvacuüm vraagt om een betere afstemming in de gehele zorgketen.
Implicaties voor de praktijk
De resultaten van deze studie onderstrepen het belang van:
• vroegtijdige bespreking van werkhervatting in het behandeltraject;
• tijdig een heldere uitleg van de rol van de bedrijfsarts;
• samenwerking tussen curatieve en arbeidsgeneeskundige zorg;
• maatwerk op basis van werkbelasting én letseltype;
• ondersteuning van zowel patiënt als werkvloer bij de re-integratie.
Voor de praktijk betekent dit dat bedrijfsartsen en andere arbeidsgerichte zorgverleners idealiter al in de vroege herstelfase betrokken worden. Niet om per sé te sturen op een snelle terugkeer naar werk, maar om samen met de patiënt te verkennen wat er nodig is voor een realistische, veilige en betekenisvolle werkhervatting. Dat vraagt wel maatwerk en aandacht voor verschillende aspecten van het gehele behandelproces.
Sterktes en beperkingen
Een sterke kant van deze studie is de uitgebreide combinatie van perspectieven (zowel patiënten als zorgprofessionals van zowel binnen als buiten het ziekenhuis), met variatie in onder andere achtergrond, letseltype en beroepsgroepen. De thematische analyse werd zorgvuldig en iteratief uitgevoerd.
Een beperking is dat deelname vrijwillig was, waardoor de groep mogelijk positiever of juist kritischer is dan gemiddeld. Ook zijn de resultaten niet generaliseerbaar naar álle patiënten met fysiek letsel, wat een kenmerk is van kwalitatief onderzoek, maar ze geven waardevolle inzichten voor de begeleiding in de praktijk.
Conclusie
Werkhervatting na fysiek letsel is geen lineair of uniform proces. De combinatie van letseltype, werkbelasting, motivatie en de ondersteuning vanuit de zorg en de werkcontext bepaalt in sterke mate het succes van werkhervatting. Arbeidsgerichte zorg met vroege en persoonsgerichte aandacht voor werk, inclusief heldere communicatie over de rol van de bedrijfsarts, kan bijdragen aan een duurzame werkhervatting en/of het weer participeren in de maatschappij, ongeacht het letseltype.
Noot
Dit onderzoek is gefinancierd in het kader van het WeCare programma, een onderzoeksprogramma van Tilburg University en het Elisabeth Tweesteden Ziekenhuis in Tilburg. Het verscheen oorspronkelijk als ‘What Works (or Doesn’t) in Return to Work after Physical Injury? A Qualitative Study on the Perspectives of Trauma Patients and Health Care Professionals on Barriers and Facilitators in Return to Work’
Referenties
1. De Munter L, Geraerds A, de Jongh MAC, et al. Prognostic factors for medical and productivity costs, and return to work after trauma. PLoS One. 2020;15(3):e0230641.
2. Roodbeen RTJ, Lugtenberg M, Postges H, et al. Experiences of recovery and posthospital care needs of working-age adults after physical trauma: a qualitative focus group study. BMJ Open. 2022;12(4):e053330.
Auteurs
I. M. van Dongen1,2, E. de Groot3, A. M. Hermans3, M. A. C. de Jongh3,4, R. E. Geuze5, S. Hommes6, R. D. Vromans6, E. Krahmer6, T. Houwen7 , K. M. E. Janssens3, M. C. W. Joosen3
Contact: i.m.vandongen@amsterdamumc.nl
1. De Nieuwe Arts – Occupational Health Service, Amsterdam, the Netherlands.
2. Department of Public and Occupational Health, Amsterdam University Medical Center, Amsterdam, the Netherlands;
3. Tranzo, Scientific Center for Care and Wellbeing, Tilburg School of Social and Behavioral Sciences, Tilburg University, Tilburg, the Netherlands;
4. Netwerk Acute Zorg Brabant, Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis, Tilburg, the Netherlands;
5. Department of Orthopaedics, Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis, Tilburg, the Netherlands;
6. Department of Communication and Cognition, Tilburg School of Humanities and Digital Sciences, Tilburg University, Tilburg, the Netherlands;
7. Department of Surgery, Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis, Tilburg, the Netherlands.