Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Bevordering arbeidsparticipatie oudere werknemers (2)

Dave Stynen
Nicole Jansen
IJmert Kant
Het voorliggende artikel is een tweede in een reeks van drie artikelen die gebaseerd zijn op het onderzoeksprogramma Bevordering van de arbeidsparticipatie van oudere werknemers: een cohort studie naar de determinanten van gezond en prettig doorwerken op oudere leeftijd. Andere artikelen in deze reeks betreffen Bevordering arbeidsparticipatie oudere werknemers: overzicht van bevindingen uit de Maastrichtse Cohort studie naar de determinanten van (langer) doorwerken op oudere leeftijd en Bevordering arbeidsparticipatie oudere werknemers: wenselijkheid en haalbaarheid van potentiële maatregelen getoetst door hr- en arbo- professionals.
Samenvatting
In de periode van 2012 tot en met 2016 is een grootschalig onderzoeksprogramma uitgevoerd naar bevorderende en belemmerende factoren voor de arbeidsparticipatie van oudere werknemers. Dit onderzoeksprogramma leverde meer inzicht op omtrent de determinanten van (langer) doorwerken van de oudere werknemer, die kunnen worden gezien als relevante aangrijpingspunten voor het formuleren van preventieve maatregelen en interventiemogelijkheden om oudere werknemers gemotiveerd, gezond en langer op de werkvloer te houden. Het doel van deze studie bestaat erin om in het verlengde daarvan de wetenschappelijke evidence van potentiële maatregelen tegen het licht te houden. Daartoe werd een uitgebreid literatuuronderzoek uitgevoerd. In deze studie worden de bevindingen beschreven met betrekking tot de evidence van potentiële maatregelen ter bevordering van het (langer) doorwerken van oudere werknemers.

Binnen het 4-jarig onderzoeksprogramma Bevordering arbeidsparticipatie oudere werknemers: een cohortstudie naar de determinanten van (langer) doorwerken op oudere leeftijd1 werd bij oudere werknemers zowel vroege als late determinanten van doorwerken uit de domeinen arbeid, gezondheid, privésituatie/individuele kenmerken en competenties, in hun onderlinge samenhang in de tijd en in de specifieke Nederlandse context onderzocht. Hiermee is een brede range van determinanten van (langer) doorwerken onderzocht, zonder echter exhaustief te zijn. Elders in het Tijdschrift voor Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde wordt ingegaan op de doelstellingen, het onderzoeksdesign alsook de resultaten van het onderzoeksprogramma.1 Het doel van deze studie is om in het verlengde daarvan de wetenschappelijke evidence van potentiële preventieve maatregelen, interventies en instrumenten ten behoeve van (langer) doorwerken tegen het licht te houden. Het uitgangspunt voor deze studie zijn de determinanten waarvoor eerder binnen het onderzoeksprogramma wetenschappelijke evidentie werd gevonden. Immers, deze determinanten kunnen worden gezien als relevante aangrijpingspunten voor het formuleren van preventieve maatregelen en interventiemogelijkheden zowel op individueel, bedrijfs- en nationaal niveau om oudere werknemers gemotiveerd, gezond en langer op de werkvloer te houden. De link tussen determinant en maatregel is ook schematisch weergegeven in vraag 1 en 2 van Figuur 1 die de specifieke opzet van dit onderzoek verduidelijkt.

https://static-content.springer.com/image/art%3A10.1007%2Fs12498-018-0323-5/MediaObjects/12498_2018_323_Fig1_HTML.jpg

Figuur 1

Stroomschema van determinant naar effectiviteit, wenselijkheid en haalbaarheid van maatregelen voor (langer) doorwerken
Op dit moment worden in de praktijk al een aantal interventies aangeboden ter bevordering / facilitering van (langer) doorwerken van oudere werknemers. Echter, voor veel interventies is de evidence nog onduidelijk. Zo konden in een recente systematische review2 slechts vier studies worden geïncludeerd, waarin vier erg uiteenlopende interventies (bv. financiële steun voor herscholing, vitaliteitsprogramma, counseling en opleidingsprogramma) in specifieke settingen (bv. industrie, zorg) op hun effectiviteit bij werknemers van 40 jaar of ouder werden onderzocht op uitkomsten zoals pensionering, productiviteit en werkvermogen door middel van een experimenteel of quasi-experimenteel onderzoeksdesign. Bovendien, de aangrijpingspunten voor deze interventies varieerden sterk doorheen de verschillende interventies en belangrijke domeinen waaronder gezondheid werden hierin niet meegenomen.
Om vervolgens meer helderheid te verwerven over de evidence van maatregelen werd voor de in het onderzoeksprogramma geïdentificeerde determinanten een literatuurstudie uitgevoerd naar relevante maatregelen die daarop aansluiten en onderzocht in welke mate er reeds bewijs is voor de effectiviteit van deze maatregelen (zie vraag 3 Figuur 1).
Het doel van deze studie is aldus inzicht verwerven in de effectiviteit van maatregelen ter bevordering van (langer) doorwerken die aangrijpen op de gevonden determinanten in het onderzoeksprogramma. Maatregelen die gestoeld zijn op wetenschappelijke evidence evenals maatregelen met potentie maar die echter nog niet empirisch getoetst zijn op hun effectiviteit, zijn mogelijk relevant voor het werkveld. Elders in het Tijdschrift voor Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde zal ook worden ingegaan op de wenselijkheid en haalbaarheid van deze maatregelen zoals ervaren door professionals uit het werkveld (zie vraag 4 Figuur 1).

Methode

Uitgangspunt

Het uitgangspunt betreft de determinanten van (langer) doorwerken zoals geïdentificeerd binnen het onderzoeksprogramma, reeds beschreven in het Tijdschrift voor Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde1, en geordend naar de verschillende onderzochte domeinen of thema’s: Werkdruk en regelmogelijkheden in het werk (thema 1), Ontwikkel- en ontziemaatregelen (thema 2), Arbeidspatroon (thema 3), Lichamelijke activiteit en belasting in het werk (thema 4), Gezondheid (thema 5) en Competenties (thema 6). Vervolgens werd een uitgebreid literatuuronderzoek uitgevoerd naar potentiële preventieve maatregelen en interventies die aansluiten bij de determinanten van (langer) doorwerken.

Zoekstrategie

In de eerste plaats werd naar empirische artikelen gezocht in PubMed en PsycInfo. Daarnaast werd naar systematische reviews gezocht in de Cochrane Libary, alsook naar grijze literatuur op dit domein die werd gepubliceerd door de wetenschappelijke beroepsvereniging van bedrijfsartsen (NVAB) en de Gezondheidsraad. Voor elk van de zes thema’s werd de zoektocht afzonderlijk gedaan met trefwoorden in PubMed en PsycInfo voor zowel de doelgroep, algemene en specifieke trefwoorden voor een maatregel, de determinant en relevante uitkomsten. De zoektermen voor de Cochrane database waren beperkt tot de doelgroep en uitkomst. De websites van de NVAB en Gezondheidsraad werden thematisch afgespeurd voor relevante artikelen. De snowball method werd toegepast om aan de hand van referenties in deze artikelen ook andere relevante publicaties te vinden.2

Selectie

Per thema werden de potentieel relevante artikelen volledig doorgelezen en geselecteerd wanneer in het onderzoek een preventieve maatregel of interventie aangrijpt op een door ons onderzochte determinant evenals gelinkt kon worden aan een relevante uitkomst via een longitudinaal cohortonderzoek of (quasi) experimenteel design. Enkel longitudinale studies werden aldus meegenomen. Het al dan niet vinden van een empirisch verband was hierbij irrelevant. Daar waar de – al dan niet reeds gepubliceerde – artikelen voortkomende uit het onderzoeksprogramma directe implicaties hebben voor maatregelen, werden deze meegenomen wanneer ze tevens aan bovenstaande criteria voldeden. Daarnaast werden ook relevante literature reviews meegenomen, wanneer ook duidelijk was dat deze in belangrijke mate gebaseerd waren op longitudinaal of (quasi) experimenteel onderzoek en daarbij ook expliciet referentie werd gemaakt aan de relevantie van maatregelen voor het (langer) doorwerken van oudere werknemers. Tot slot, ook maatregelen of interventies voorgesteld door de NVAB of de Gezondheidsraad werden aangenomen zonder daarvoor de onderliggende evidence te verifiëren.

Analyse

Van alle geselecteerde artikelen (zie appendix I)
*
werd een samenvatting gemaakt, waaruit vervolgens potentieel relevante maatregelen werden onttrokken. Daarbij werd ook een evaluatie gemaakt van de mate waarin voor een maatregel of interventie op dit moment bewijskracht bestaat. Een onderscheid werd gemaakt tussen ‘Sterk overtuigend longitudinaal bewijs’, ‘Overtuigend longitudinaal bewijs maar meer onderzoek nodig’ en ‘Enig longitudinaal bewijs maar meer onderzoek nodig’. Het onderscheid tussen deze categorieën was niet a priori bepaald omdat daarin zowel de gevonden resultaten (bv. het aantal studies dat ondersteuning biedt voor een maatregel of interventie) als de methodologische aspecten (bv. follow-up duur, type design, relevantie van de uitkomstmaat) dienden te worden afgewogen. Minimaal diende echter een verband te worden aangetoond met een relevante uitkomst via een longitudinaal cohortonderzoek of (quasi) experimenteel design. Deze ondergrens valt samen met het label ‘Enig longitudinaal bewijs maar meer onderzoek nodig’. Daarnaast werden nog twee andere categorieën onderscheiden, namelijk een categorie ‘Tegenstrijdige bewijzen’ wanneer voor een bepaalde maatregel of interventie studies elkaar tegenspraken en een categorie ‘Geen onderzoek bekend’ wanneer het potentieel veelbelovende maatregelen of interventies betroffen waarop momenteel nog onvoldoende onderzoek werd verricht. Maatregelen die volstrekt ineffectief bleken uit eerder onderzoek, werden niet verder meegenomen in deze studie. Tot slot werd ook aangegeven voor welke sectoren de bevindingen omtrent de interventies of maatregelen werden gedaan en/of daarover ook specifiek empirisch bewijs was geleverd ten aanzien van de groep van oudere werknemers (≥45 jaar).

Resultaten

De potentiële maatregelen (met bewijskracht) behorende bij de verschillende thema’s zijn weergegeven in Tabel 13.

Werkdruk en regelmogelijkheden

Tabel 1 geeft een overzicht van de bewijskracht van de gevonden maatregelen. Voor 4 van de 6 maatregelen (maatregel #3-6) is minstens overtuigend longitudinaal bewijs dat evenwel ondersteund dient te worden in verder onderzoek. De evidentie voor deze maatregelen is niet specifiek sector- of baangerelateerd, en voor de meeste van deze maatregelen is er ook onderzoek verricht onder oudere werknemers. Voor maatregel #2, het organiseren van vormen van werknemersparticipatie om werk-gerelateerde problemen aan te pakken, teneinde de werkdruk te verlagen en de regelmogelijkheden te vergroten, is sterke empirische evidentie. Dit is ook specifiek onderzocht onder oudere werknemers zij het dan in de context van een ziekenhuis. Voor maatregel #1 werd geen onderzoek gevonden.

Tabel 1

Evidentie van potentiële maatregelen met betrekking tot de thema’s Werkdruk en regelmogelijkheden in het werk en Ontwikkel- en ontziebeleid
Maatregelen werkdruk en regelmogelijkheden
Evidentie literatuur
Maatregelen ontwikkel- en ontziebeleid
Evidentie literatuur
Evidentie?
Sector?
Oudere werknemers?
Evidentie?
Sector?
Oudere werknemers?
#1. Monitor niet enkel op werkdruk maar ook op hulpbronnen (bv. regelmogelijkheden in het werk).
?
x
x
#1. Aanbieden van mogelijkheden voor ontwikkeling m.n. van opleiding en leren, loopbaanontwikkeling en taakverrijking/jobrotatie, en dit niet te laat in de loopbaan. Focus vooral op niet-gebruikers.
**/?
Diverse
#2. Organiseren van werknemersparticipatie d.m.v. werkgroepen van (representatieve) werknemers m.b.t. aanpakken van werkgerelateerde problemen.
**
Diverse
Ziekenhuis
#2. Meer controle en zelfsturing geven in de baan alsook meer cognitief uitdagend werk aanbieden.
*
Diverse
#3. Werk meer in teamverband organiseren (≠ zelfregulerende teams).
*
Diverse
x
#3. Aanbieden van mogelijkheden voor ontzien m.n. werkaanpassingen/vrijstellingen en demotie, vroeg genoeg in de loopbaan.
*
Diverse
Dagdienst
#4. Beschikbaar stellen van individuele mogelijkheden voor ontwikkeling m.n. opleiding, loopbaanontwikkeling en taakverrijking/jobrotatie. Vroeg genoeg in de loopbaan.
*
Diverse
Dagdienst
#4. Maatwerk vereist bij effectief toepassen ontziemaatregelen (bv. voltijds naar deeltijd werk, demotie en flexibele werkuren) m.n. aandacht voor ervaren beperkingen, inhoud van de nieuwe baan, negatieve spilovers naar collega’s).
*
Diverse
#5. Beschikbaar stellen van individuele mogelijkheden voor ontzien m.n. werkaanpassingen/vrijstellingen, flexibele werkuren en demotie. Vroeg genoeg in de loopbaan.
*
Diverse
Dagdienst
#6. Beschikbaar stellen van individuele mogelijkheden voor werkaanpassingen/vrijstellingen bij oudere werknemers.
*
Diverse
Dagdienst
** = Sterk overtuigend longitudinaal bewijs; * = Overtuigend longitudinaal bewijs maar meer onderzoek nodig; (*) = Enig longitudinaal bewijs maar meer onderzoek nodig; +/- = Tegenstrijdige bewijzen; ? = Geen onderzoek bekend; X = afwezig; √ = aanwezig

Ontwikkel- en ontziebeleid

Voor drie van de vier maatregelen (maatregel #2-4) is minstens overtuigend longitudinaal bewijs dat evenwel ondersteund dient te worden in verder onderzoek (Tabel 1). De evidentie voor deze maatregelen is niet specifiek sector- of baangerelateerd, en voor de meeste van deze maatregelen is er ook onderzoek verricht onder oudere werknemers. Voor de effectiviteit van maatregel #1 ‘Het aanbieden van mogelijkheden voor ontwikkeling’, is sterke empirische evidentie. Dit is ook specifiek onderzocht onder oudere werknemers. Of het loont om specifiek te focussen op de niet-gebruikers van ontwikkelmogelijkheden is echter niet bekend.

Arbeidspatroon

Voor maatregel #1, het optimaliseren van ploegendienst door sneller en voorwaarts te roteren is sterke empirische evidentie vooruitkomende uit verschillende sectoren en banen alsook specifiek onderzocht onder oudere werknemers (Tabel 2). Voor maatregel #2, het optimaliseren van ploegendienst door meer eigen controle te geven, is overtuigende evidentie. Deze maatregel wordt ook genoemd als bijzonder relevant onder oudere werknemers in diverse studies, doch is deze maatregel nog niet expliciet getest in deze populatie. Dit geldt ook voor maatregel #4, introduceren van een korte slaap tijdens nachtrust, al is daarover minder empirische evidentie voorhanden. Twee maatregelen (#5-6) kunnen zeer relevant zijn maar omtrent de impact van dergelijke maatregelen is geen onderzoek gedaan. Tot slot is er wisselende evidentie omtrent de impact van het inlassen van langere rustperiodes tussen diensten, minder uren tijdens dienst en de ochtenddienst niet laten aanvangen voor 6u. Meer onderzoek is nodig omtrent deze optimalisatiemaatregelen (maatregel #3).

Tabel 2

Evidentie van potentiële maatregelen met betrekking tot de thema’s Arbeidspatroon en Fysieke activiteit en belasting
Maatregelen arbeidspatroon
Evidentie literatuur
Maatregelen fysieke activiteit en belasting
Evidentie literatuur
Evidentie?
Sector?
Oudere werknemers?
Evidentie?
Sector?
Oudere werknemers?
#1. Ploegendienst optimaliseren: snel i.p.v. traag roteren en voorwaarts i.p.v. achterwaarts roteren.
**
Diverse
#1. Bij forse lichamelijke arbeid voorzien in activiteit-rust schema’s tijdens het werk (bv. meer micropauzes, pauze na piekbelasting). Vroeg genoeg in de loopbaan.
*
Experiment
#2. Ploegendienst optimaliseren: meer eigen controle (bv. welke dienst, wanneer starten, wanneer rusten).
*
Diverse
x
#2. Bij zowel weinig tot forse lichamelijke arbeid de lichamelijke activiteit (≠werk) stimuleren om lichamelijke capaciteit te verhogen d.m.v. programma’s die matige lichamelijke activiteit bevorderen.
*
Diverse
#3. Ploegendienst optimaliseren: langere rustperiode tussen diensten, minder uren tijdens dienst, ochtenddienst niet laten starten voor 6u.
+/-
Diverse
x
#3. Voorkomen zittend werk: introductie zit-statafels, pauze software op de pc, counseling door bedrijfsarts.
?/(*) counseling
?/Diverse
x
#4. Korte slaap tijdens nachtdienst.
(*)
Diverse
x
#4. Taakrotatie om frequentie van bepaalde repetitieve taken te reduceren, of via jobredesign door inclusie van taken die op mentale capaciteiten steunen zoals bv. mentor.
?
x
x
#5. Flankerende maatregelen: health surveillance, counseling m.b.t. bv. slaap, fysieke activiteit.
?
x
x
#5. Monitoren van zowel objectieve als subjectieve indicatoren van lichamelijke activiteit en belasting gedurende de loopbaan.
(*)
Diverse
#6. Oudere werknemers vrijstellen van ploegendienst.
?
x
x
#6. Oudere werknemers vrijstellen van lichamelijk belastend werk.
?
x
x
** = Sterk overtuigend longitudinaal bewijs; * = Overtuigend longitudinaal bewijs maar meer onderzoek nodig; (*) = Enig longitudinaal bewijs maar meer onderzoek nodig; +/- = Tegenstrijdige bewijzen; ? = Geen onderzoek bekend; X = afwezig; √ = aanwezig

Fysieke activiteit en belasting

Tabel 2 geeft een overzicht van de bewijskracht van de gevonden maatregelen. Voor maatregel #1, bij forse lichamelijke arbeid voorzien in activiteit-rust schema’s tijdens het werk (bv. meer micropauzes, pauze na piekbelasting), en maatregel #2, bij zowel weinig tot forse lichamelijke arbeid de lichamelijke activiteit (≠werk) stimuleren om lichamelijke capaciteit te verhogen d.m.v. programma’s die matige lichamelijke activiteit bevorderen, is reeds overtuigende empirische evidentie onder oudere werknemers. De eerste maatregel dient echter verder bestudeerd te worden in verschillende contexten. Minder empirische evidentie is er voor de overige maatregelen, al is wel enig bewijs voor de effectiviteit van counseling door de bedrijfsarts in het voorkomen van zittend werk (maatregel #3) en het monitoren van objectieve en subjectieve indicatoren van lichamelijke activiteit en belasting gedurende de loopbaan (maatregel #5), al dient hier meer onderzoek te worden gedaan specifiek onder oudere werknemers. Voor een aantal andere maatregelen zoals de introductie van zit- en statafels (maatregel #3), pauzesoftware (maatregel #3), taakrotatie en vervanging van repetitieve fysieke taken (maatregel #4), en oudere werknemers vrijstellen van lichamelijk belastend werk (maatregel #6) is nog onvoldoende onderzoek gedaan om hierover uitspraken te kunnen doen.

Gezondheid

Op dit domein kan een onderscheid worden gemaakt tussen maatregelen die specifiek gericht zijn op oudere werknemers met chronische aandoeningen, zoals depressie en diabetes, en maatregelen die onder oudere werknemers ofwel gezondheidsgedrag bevorderen dan wel ook effectief zouden zijn voor langer doorwerken (Tabel 3). Met betrekking tot maatregelen voor oudere werknemers met chronische aandoeningen is er overtuigend longitudinaal bewijs dat het voorzien in hulpbronnen, zoals regelmogelijkheden in het werk, erg belangrijk kan zijn voor het functioneren van deze groep (maatregel #2). Omtrent de impact van de twee andere maatregelen (#1 en #3) is nog geen onderzoek verricht. Er is sterk overtuigend longitudinaal bewijs dat het bevorderen van fysieke activiteit en een gezonde leefstijl (d.m.v. coaching/counseling, educatie en fysieke activiteiten onder supervisie) een gunstige impact heeft op het gezondheidsgedrag van oudere werknemers (maatregel #1). Er is echter veel minder empirisch bewijs dat deze maatregelen ook op de langere termijn een gunstige impact hebben voor langer doorwerken van oudere werknemers. Bovendien zit het onderzoek hier met name geclusterd in de publieke sector (ziekenhuizen en universiteiten). Er is ook enig empirisch bewijs voor de gunstige impact van counseling en training gericht op het verbeteren van het werkvermogen van oudere werknemers die at risk zijn voor uitval uit werk (maatregel #2).

Tabel 3

Evidentie van potentiële maatregelen met betrekking tot de thema’s Gezondheid en Competenties
Maatregelen gezondheid
Evidentie literatuur
Maatregelen competenties
Evidentie literatuur
Evidentie?
Sector?
Oudere werknemers?
Evidentie?
Sector?
Oudere werknemers?
Maatregelen m.b.t. chronische aandoeningen
#1. Monitor bij chronische aandoeningen (bv. diabetes en depressie) op belastende aspecten van werk maar ook op de hulpbronnen in het werk (bv. regelmogelijkheden).
?
x
x
#1. Monitoren van underskilling (baan specifieke competenties) maar ook op competenties en gedragsstijlen die relevant zijn voor het aansturen van de loopbaan (bv. personal mastery, aanpassingsvermogen, actieve copingstijl).
?
x
x
#2. Voorzie in hulpbronnen, m.n. regelmogelijkheden in het werk voor oudere werknemers met een chronische aandoening (zoals diabetes en depressie).
*
Diverse
#2. Beschikbaar stellen van individuele mogelijkheden voor ontwikkeling d.m.v. mogelijkheden voor opleiding maar ook via loopbaanontwikkeling en taakverrijking/jobrotatie, en dit niet te laat in de loopbaan.
?
x
x
#3. Voorzie in scholing/training van leidinggevenden in hoe chronische psychische aandoeningen zoals depressie herkennen, en omgaan met werknemers met depressie of diabetes.
?
x
x
#3. Investeer in versterken van loopbaanmanagementcompetenties door identificeren van loopbaandoelen, oplossingen en oefenen vaardigheden in groep.
(*)
Diverse
Maatregelen m.b.t. gezondheid t.b.v. gezondheidsgedrag
#1. Fysieke activiteit en gezonde leefstijl promoten (d.m.v. coaching/counseling, educatie en fysieke activiteiten onder supervisie).
**
Universiteit en ziekenhuis
Maatregelen m.b.t. gezondheid t.b.v. langer doorwerken
#1. Fysieke activiteit en gezonde leefstijl promoten (d.m.v. coaching/counseling, educatie en fysieke activiteiten onder supervisie).
(*)
Universiteit en ziekenhuis
#2. Counseling en training gericht op verbeteren werkvermogen van oudere werknemers at risk d.m.v. individuele assessment, actieplan en training en daarin betrekken leidinggevende en/of team.
(*)
Industrie, ziekenhuis en bouw
** = Sterk overtuigend longitudinaal bewijs; * = Overtuigend longitudinaal bewijs maar meer onderzoek nodig; (*) = Enig longitudinaal bewijs maar meer onderzoek nodig; +/- = Tegenstrijdige bewijzen; ? = Geen onderzoek bekend; X = afwezig; √ = aanwezig

Competenties

Voor de potentieel relevante maatregelen op dit domein is nog niet veel empirisch bewijs geleverd (Tabel 3). De impact van maatregel #1 (het monitoren van underskilling en loopbaancompetenties) en maatregel #2 (ontwikkelmogelijkheden als maatregel voor het tegengaan van underskilling) is nog niet onderzocht. Er is wel enig empirisch bewijs voor de gunstige impact van het versterken van loopbaanmanagementcompetenties (door het identificeren van loopbaandoelen, oplossingen en oefenen vaardigheden in groep) (maatregel #3) en hun relevantie ten aanzien van (langer) doorwerken van oudere werknemers.
Aandachtspunten
  • Onderzoek naar de effectiviteit van maatregelen ten behoeve van (langer) doorwerken die aangrijpen op de door het onderzoeksprogramma geïdentificeerde determinanten is nog niet volledig.
  • De mate van evidence voor de onderzochte maatregelen is nog overwegend bescheiden, al zijn er verschillen tussen de verschillende determinanten/domeinen.
  • Ondanks een aantal beperkingen is deze literatuurstudie richtinggevend voor de optimalisatie van maatregelen voor het bevorderen van (langer) doorwerken van oudere werknemers, aangezien beleidskeuzes binnen organisaties meer in overeenstemming kunnen worden gebracht met hun wetenschappelijke evidentie.

Discussie en conclusies

Het doel van dit artikel was inzicht verwerven in de effectiviteit van maatregelen ter bevordering van (langer) doorwerken die aangrijpen op de gevonden determinanten in het onderzoeksprogramma Bevordering arbeidsparticipatie oudere werknemers: een cohortstudie naar de determinanten van (langer) doorwerken op oudere leeftijd.
Daartoe werd een uitgebreid literatuuronderzoek gedaan naar de effectiviteit van potentiële preventieve maatregelen en interventies. Een eerste belangrijke vaststelling is dat, in het algemeen genomen, er nog maar relatief weinig empirisch bewijs bestaat voor de effectiviteit van maatregelen ten behoeve van (langer) doorwerken, al varieert de mate van evidence wel tussen de verschillende domeinen: zo is er relatief meer bewijskracht voor de maatregelen op het domein Arbeidspatroon (thema 3) in vergelijking met het domein Competenties (thema 6). Op het domein Werkdruk en regelmogelijkheden (thema 1) is met name voor het organiseren van vormen van werknemersparticipatie om werkgerelateerde problemen aan te pakken sterke empirische evidentie. Omtrent het inzetten van ontzie- en ontwikkelbeleid ter bevordering van (langer) doorwerken (thema 2) is ook wetenschappelijke evidentie die verder reikt dan haar gunstige impact op werkbeleving (bv. regelmogelijkheden in het werk) en zich onder meer ook laat zien in andere relevante uitkomsten zoals de motivatie om (langer) door te werken. Met name omtrent de gunstige impact van ontwikkelbeleid voor gemotiveerd (langer) doorwerken is reeds substantieel empirisch bewijs geleverd. Op het domein Arbeidspatroon (thema 3) is er sterke wetenschappelijke evidentie voor het optimaliseren van ploegendienst door snel (i.p.v. traag) en voorwaarts (i.p.v. achterwaarts) te roteren, en in mindere mate voor andere optimalisatiemaatregelen zoals het versterken van meer eigen controle. Op het domein Fysieke activiteit en belasting (thema 4) is er reeds overtuigende empirische evidentie voor het voorzien in activiteit-rust schema’s bij forse lichamelijke arbeid als ook het stimuleren van lichamelijke activiteit bij zowel weinig tot forse lichamelijke activiteit. Op het domein Gezondheid (thema 5) is er met betrekking tot maatregelen voor oudere werknemers met chronische aandoeningen overtuigend longitudinaal bewijs dat voorzien in hulpbronnen zoals regelmogelijkheden in het werk belangrijk kan zijn voor het functioneren van deze groep. Er is verder sterk overtuigend longitudinaal bewijs dat het bevorderen van fysieke activiteit en een gezonde leefstijl (d.m.v. coaching/counseling, educatie en fysieke activiteiten onder supervisie) een gunstige impact heeft op het gezondheidsgedrag van oudere werknemers. Voor de potentieel relevante maatregelen op het domein Competenties (thema 6) is nog niet veel empirisch bewijs geleverd. Er is wel enig empirisch bewijs voor de gunstige impact van het versterken van loopbaanmanagementcompetenties.
Hoewel dit literatuuronderzoek bijdraagt aan inzicht in de bewijskracht van potentiële maatregelen van (langer) doorwerken, werd uitsluitend gekeken naar potentiële maatregelen die aangrijpen op de door het onderzoeksprogramma geïdentificeerde determinanten. Deze aanpak als sluitstuk van een onderzoeksprogramma over (langer) doorwerken is een legitieme keuze, maar daarmee is de selectie van maatregelen uiteraard niet exhaustief. De literatuurstudie was zowel gericht op empirische artikelen, grijze literatuur en systematische reviews. Hoewel we essentiële bronnen hebben doorzocht, hebben we niet alle mogelijke relevante databases voor empirische artikelen (bv. EBSCO) of bronnen voor grijze literatuur geraadpleegd. Bij het beoordelen van de evidence hebben we geen specifieke criteria geformuleerd om een onderscheid te maken voor de verschillende levels of evidence die we onderscheiden omdat het gecombineerd afwegen van resultaten (bv. het aantal studies dat in positieve zin ondersteuning biedt voor een maatregel of interventie) en methodologische aspecten (bv. follow-up duur, type design, relevantie van de uitkomstmaat) zich daartoe moeilijk leent. Ook maatregelen of interventies voorgesteld door de NVAB of de Gezondheidsraad werden door ons aangenomen zonder daarvoor de onderliggende evidence te verifiëren. De globale inschatting die we presenteren is wel de resultante van een iteratief proces waarbij alle onderzoekers betrokken waren. Dit overzicht is nuttig om beleid verder te optimaliseren in een evidence-based richting en is ook richtinggevend voor verder onderzoek naar de effectiviteit van potentiële maatregelen. Niettemin, deze literatuurstudie kan omwille van bovenstaande beperkingen niet worden beschouwd als een systematic review op dit terrein.
Ondanks een aantal beperkingen is deze studie richtinggevend voor de optimalisatie van maatregelen voor het bevorderen van (langer) doorwerken van oudere werknemers, aangezien bevindingen van deze studie kunnen worden aangewend om beleidskeuzes binnen organisaties meer in overeenstemming te brengen met de wetenschappelijke evidentie.
Abstract
In the period from 2012 until 2016, a large-scale research program was carried out on the facilitating and hindering factors for the labor participation of older workers. This research program provided more insight into the determinants of working longer for older workers, which can be seen as relevant starting points for the formulation of preventive measures and interventions to keep older workers motivated, healthy and longer on the work floor. The aim of this study is to examine the scientific evidence of such potential measures. To this end, an extensive literature study was carried out.
This study describes the findings with regard to the evidence of potential measures to promote working longer in older workers.

Belangenconflicten / financiële ondersteuning

De auteurs verklaren geen belangenconflicten te hebben. Deze studie werd financieel ondersteund door Instituut Gak (2011-089 WR) en School CAPHRI (School for Public Health and Primary Care) van Universiteit Maastricht.
*Appendix 1 is op te vragen bij de redactie, TBVredactie@bsl.nl
Literatuur
1.
Jansen N, Stynen D, Grip A de, Kant IJ. Overzicht van bevindingen uit de Maastrichtse Cohort Studie naar de determinanten van (langer) doorwerken op oudere leeftijd. Bevordering arbeidsparticipatie oudere werknemers. Tijdschr Bedrijfs Verzekeringsgeneeskd 2018;10:526-32.
2.
Cloostermans L, Bekkers MB, Uiters E, Proper KI. The effectiveness of interventions for ageing workers on (early) retirement, work ability and productivity: a systematic review. Int Arch Occup Environ Health 2015;88:521-532.

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen
account, maak dan hieronder een account aan.
Lees ook de spelregels.