Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Blijvende invaliditeit door handletsel

Angelique Reitsma
De handfunctie is essentieel voor dagelijks functioneren; in werk en thuis. Handletsel kan een oorzaak van arbeidsongeschiktheid zijn en beperkingen geven in zelfzorg en uitvoeren van ADL. Niet alleen bedrijfsartsen en publiek werkzame verzekeringsartsen komen handletsel tegen op het spreekuur, ook private verzekeringsartsen zien het regelmatig in dossiers.
Het bepalen van arbeidsongeschiktheid en tijdelijke dan wel blijvende beperkingen bij handletsel; voor verzekeringsartsen over het algemeen zeker een uitdaging. Verzekeringsartsen werkzaam in de publieke sector zien klanten met handletsel op het spreekuur en kunnen zelf de resterende functionele mogelijkheden bepalen en die vertalen naar een FML. Privaat werkende verzekeringsartsen beoordelen de letsels op basis van informatie uit de behandelende sector. Hoe komt dan de private verzekeringsarts tot een bepaling van het percentage blijvende invaliditeit en de beperkingen bij een persoon met handletsel? Hoe wordt de AMA-guide daarbij ingezet? Dat is het onderwerp van dit praktijk-artikel met twee casus uit de letselschadepraktijk. Die illustreren welke klachten een slachtoffer kan hebben en hoe het percentage blijvende invaliditeit en de blijvende beperkingen bepaald worden.

Ongevallen

Handletsel wordt vaak veroorzaakt door ongevallen; zowel verkeers- als bedrijfsongevallen. Met name wanneer er met machines gewerkt wordt lopen de handen gevaar. Soms leiden ongevallen tot onmiddellijke traumatische amputaties van (delen van) vingers of hand, soms besluit de chirurg in tweede instantie tot amputatie wanneer het letsel te ernstig is om het ledemaat te kunnen redden. Het aantal mensen dat jaarlijks een hand- of armamputatie ondergaat is veel kleiner dan het aantal dat een (deel van) een been, voet of teen moet missen; in Nederland slechts enkele tientallen per jaar.1

Beweeglijkheid opbouwen

Tijdens de eerste periode van operatief ingrijpen, immobilisatie en herstel zijn mensen met handletsel meestal tijdelijk volledig beperkt voor het gebruik van de aangedane hand en -vingers. Dan volgt een periode van handtherapie, tijdens welke kracht en beweeglijkheid geleidelijk wordt opgebouwd. In die periode zal een slachtoffer met hand- en/of vingerletsel nog steeds geheel of gedeeltelijk beperkt zijn voor bepaalde handgrepen, afhankelijk van de locatie en de uitgebreidheid van het letsel. De belastbaarheid wordt opgebouwd en waar nodig c.q. mogelijk worden prothesen dan wel orthesen aangemeten. Voor actuele revalidatiemogelijkheden kan de Werkgroep Amputatie en Prothesiologie van de arm (WAP-A)2 geraadpleegd worden. Deze werkgroep heeft als doel onderlinge uitwisseling van informatie op het gebied van arm/hand-amputaties en prothesiologie en verbeteren van de kwaliteit van zorg.

‘Rouw en schaamte kunnen negatieve invloed hebben
op terugkeer naar werk en in sociale rollen’
Wanneer er een zogenaamde medische eindsituatie is ingetreden, dat wil zeggen het moment dat er een maximale medische verbetering is bereikt en een persoon is uitbehandeld, kan er worden overgaan tot het bepalen van het percentage blijvende invaliditeit (ook: ‘percentage BI’ of kortweg: ‘BI’ genoemd) en het vaststellen van de blijvende beperkingen. Op basis van het BI wordt de financiële compensatie voor het letsel berekend. Indien op een eigen ongevallenverzekering geclaimd wordt, is de hoogte daarvan mede afhankelijk van het verzekerde bedrag. Naast de uitkering gebaseerd op het BI worden ook de beperkingen gecompenseerd; alle verlies aan verdienvermogen, mogelijkheden tot zelfzorg, huis- en tuinonderhoud en ADL dientengevolge worden door de verzekeraar meegeteld; meestal een groter onderdeel van het totaalbedrag dan het BI. Het bepalen van het BI wordt in de private sector vrijwel altijd middels een onafhankelijke expertise gedaan. Dit niet alleen omdat de medische broninformatie uit de behandelende sector niet altijd toereikend is om deze berekening te kunnen maken, maar ook vanwege de specialistische aard van deze beoordeling. Een slachtoffer met handletsel wordt dan naar een plastisch chirurg of een handchirurg gestuurd, die middels diverse tests de beweeglijkheid, kracht en gevoeligheid van de vingers en hand in kaart brengt. Op basis van alle feiten worden dan het percentage BI en de blijvende beperkingen vastgesteld. Dit percentage is gebaseerd op de AMA-Guide, om precies te zijn: AMA Guides to the Evaluation of Permanent Impairment,3 alweer in de zesde druk verkrijgbaar. Bij dit Amerikaanse boekwerk heeft de Nederlandse Orthopaedische Vereniging (NOV) een Leidraad4 geschreven. De leidraad is bedoeld om helderheid te verschaffen op punten waarop vanuit de AMA-Guides verwarring kan ontstaan. Waar het standpunt van de NOV afwijkt van hetgeen in de AMA-Guides wordt aangegeven, wordt dit in de leidraad verhelderd. De leidraad van de NOV prevaleert in een dergelijk geval boven de AMA-Guides, zo stelt de NOV in de inleiding bij deze leidraad. Ook plastisch chirurgen maken bij hun expertises gebruik van deze leidraad voor de bepaling van het percentage blijvende invaliditeit bij handletsel.
Soms leiden ongevallen tot onmiddellijke
amputaties van vingers of hand

Psychische klachten

Handletsels, met name amputaties, hebben niet alleen lichamelijke beperkingen tot gevolg, maar kunnen ook voor psychische klachten zorgen.5 Emoties zoals rouw en schaamte komen vaak voor en kunnen negatieve invloed hebben op terugkeer naar werk en in sociale rollen.6 Psychosociale aanpassing op het letsel kan worden beïnvloed door de pijnervaring, het vermogen om weer deel te nemen aan waardevolle rollen en activiteiten en het hebben van een ondersteunend sociaal netwerk. De patiëntenvereniging voor mensen met een amputatie vervult hierin ook een behoefte.7 Slachtoffers van traumatische amputaties lopen het risico op pathologisch verdriet. Isolement en somberheid kunnen daardoor secundaire gevolgen van handletsel zijn. Belangrijk is om de psychologische impact van dergelijk trauma te beperken en sociale- en re-integratie in werk te bevorderen, daarbij aandacht bestedend aan tekenen van slechte aanpassing, zoals hand-verbergend gedrag.

Casus 1: 61-jarige bakker

De heer R. is een 61-jarige man, bakker van beroep, die een bedrijfsongeval overkwam, waarbij hij met de dominante rechterhand in een deegmachine bekneld raakte en daarbij crushletsel van de rechterhand opliep in combinatie met neuropraxie van een vingerzenuw. De behandelend plastisch chirurg vond vijf maanden later een goede beweeglijkheid met alleen een minimale strekbeperking van wijs-, middel- en ringvinger van ongeveer 10 graden. Het gevoel van alle vingers was volledig terug en de strekbeperking was niet belemmerend in dagelijkse activiteiten. De bedrijfsarts begeleidde meneer naar volledige hervatting in eigen werk binnen een half jaar. Beperkingen waren ten tijde van de laatste beoordeling door de handtherapeut niet meer aanwezig; meneer kon toen alle handelingen geheel normaal uitvoeren. Een gunstige uitkomst van een vervelend ongeval. Omdat de informatie uit de behandelende sector toereikend was werd afgezien van een onafhankelijke expertise. Omdat er bewegingsbeperkingen resteerden, was er een percentage BI passend. Op basis van AMA-6 Guide Tabel 15-31 ‘Finger Range of Motion’ en 15-11 ‘Impairment Values Calculated from Upper Extermity Impairment’ en daarbij de NOV-leidraad werd dit berekend. Zie tabel 1 voor de uitkomsten.

Tabel 1, behorend bij casus 1.

Beweeglijkheid aangedane vinger
Percentage op niveau vinger / Digit Impairment
Percentage op handniveau / Hand Impairment
Percentage op armniveau / Upper Extremity Impairment
Percentage op niveau gehele persoon / Whole Person Impairment
Dig. 2
MCP 0/0/80
PIP 0/0/100
DIP 0/0/62
Totaal
6% BI
10% BI +
15% BI
3% BI hand
Dig. 3
MCP 0/0/80
PIP 0/6/102
DIP 0/0/76
Totaal
6% BI
3% BI +
9% BI
2% BI hand
Dig. 4
MCP 0/0/84
PIP 0/4/104
DIP 0/0/78
Totaal
6% BI
3% BI +
9% BI
1% BI hand
Dig. 5
MCP 20/0/90
PIP 0/0/90
DIP 20/0/86
Totaal
6% BI
2% BI +
8% BI
1% BI hand
Totaal
7% BI hand
6% BI arm
4% BIGP

Casus 2: 45-jarige kunstenares

Mevrouw B., een 45-jarige beeldend kunstenaar, liep in haar atelier door een zaagverwonding een amputatie op van dig II, III en IV en topletsel van dig I van haar niet-dominante hand. Na twee jaar werd een onafhankelijke expertise verricht. Bij alledaagse activiteiten ondervond mevrouw hinder, namelijk een verminderde greep, pijnklachten en koude-intolerantie, leidend tot beperkingen bij sporten en werk. Het percentage blijvende invaliditeit werd berekend. Topletsel van dig I van de duim: 6% vinger = 2% hand. Dig II-amputatie door PIP geeft 80% vinger, dat geeft 16% hand. Dig III-amputatie halverwege tweede phalanx geeft 60% vinger, dat is 12% hand. Dig IV-amputatie door DIP is 45% ringvinger, omgerekend 5% hand. Het dig V-letsel: 4% vinger: 0% hand. NB: De ringvinger en de pink resulteren in een iets lager percentage dan letsels aan de duim, wijs- en middelvinger. Voor de totale hand wordt alles gecombineerd volgens combinatietabel Appendix A ‘Combined Values Chart’: 2%+16%+12%+5%+0% geeft 31% BI hand, omgerekend 28% bovenste extremiteit en 17% gehele persoon, volgens tabel 15-11. Daarnaast stelde de expert blijvende beperkingen vast voor pincetgreep, driepunts/pengreep, sleutelgreep, cilindergreep, bolgreep, knijp-grijpkracht, fijnmotorische hand/vingerbewegingen, repetitieve hand/vingerbewegingen, tillen, dragen, vibratiebelasting, schrijven, typen en koude- intolerantie. Dit alles had een forse impact op haar verdienvermogen als kunstenaar.

Literatuur

1.kortermaarkrachtig.com/wp-content/uploads/ 2019/03/Van-amputatie-tot-prothese-2019.pdf

2.revalidatie.nl/werkgroepen/werkgroep-amputatie-en-prothesiologie-van-de-arm-wap-a/

3.ama-guides.ama-assn.org/

4.orthopeden.org/base/downloads/nov-leidraad-bij-de-6e-editie-van-de-ama-guides.pdf

5.Sposato L, Yancosek K, Cancio J. Psychosocial Reactions to Upper Extremity Limb Salvage: A Case Series . Journal of Hand Therapy Volume 32, Issue 1, January-March 2019, p. 48-56.

6.Pomaresa G, Coudaneb H, Dap F, Dautel G. Psychological effects of traumatic upper-limb amputations. Orthopaedics & Traumatology: Surgery & Research. 106 (2020) 297-300.

7.kortermaarkrachtig.com

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen
account, maak dan hieronder een account aan.
Lees ook de spelregels.