Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

De invloed van de diagnose op de beoordeling van belastbaarheid

Marcia Rios Garcia
Jerry Spanjer
Wanneer een werknemer ten gevolge van ziekte of gebrek twee jaar lang niet in staat is om volledig te werken, vindt een verzekeringsgeneeskundige beoordeelding in het kader van de WIA plaats. Aan de verzekeringsgeneeskundige beoordeling worden kwaliteitseisen gesteld.1 Specifieke kaders moeten zorgen voor een toetsbare en reproduceerbare beoordeling.
© www.fotoliza.com.ua / Zoonar / picture alliance
Een belangrijk kader is het Medische Arbeidsongeschiktheid Criterium (MAOC)2, deze geeft aan dat de arbeidsongeschiktheid direct verband moet hebben met een medisch objectiveerbare, vaststelbare oorzaak van ziekte of gebrek. De International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF)3 beschrijft drie aspecten van ziekte: (1) stoornissen in functies en anatomische eigenschappen, (2) activiteitenbeperkingen en (3) participatieproblemen. De verzekeringsarts brengt deze drie niveaus in kaart en toetst de plausibiliteit. Als de verzekeringsarts een vermindering van functioneren binnen deze niveaus constateert, stelt deze vast welke beperkingen de cliënt ondervindt in het functioneren in arbeid. Deze beperkingen geeft de verzekeringsarts weer in een functionelemogelijkhedenlijst (FML).
Er is geen rechtstreeks verband tussen een diagnose en de aard en ernst van de beperkingen. Bij COPD is de mate van longobstructie bijvoorbeeld niet bepalend voor de ernst van de beperkingen en bij reumatoïde artritis zijn er geen vaste beperkingen aanwezig.4,5 Bij de interpretatie van het schattingsbesluit en MAOC bestaan er verschillen tussen verzekeringsartsen.6,7 Er kunnen twee hoofdstromingen worden onderscheiden: de finale en de causale benadering. Bij de finale benadering legt de verzekeringsarts de nadruk op de beperkingen die de cliënt ondervindt en bij de causale benadering leggen de artsen meer de nadruk op de vraag of er sprake is van ziekte. Het is daarom interessant om te onderzoeken welke rol de diagnose speelt in de besluitvorming van een verzekeringsarts. Meer inzicht in de besluitvorming bij het beoordelen van functionele beperkingen kan bijdragen aan de afname van interdoktervariatie.8,9

Vraagstelling in dit onderzoek:

Wat is de invloed van de diagnose op de beoordeling van de aard en ernst van de beperkingen?
Welke argumenten worden hiervoor door de beoordelaar gebruikt?

Methode

In de periode januari tot maart 2018 kregen 44 verzekeringsartsen, al of niet in opleiding, dezelfde videocasus te zien waarin werk, de huidige klachten, ervaren belemmeringen, participatie en visie cliënt door een verzekeringsarts werd uitgevraagd. Daarnaast ontvingen alle artsen dezelfde schriftelijke medische informatie. Geblindeerd en gerandomiseerd werd echter in de schriftelijke informatie een andere diagnose vermeld, namelijk reumatoïde artritis, fibromyalgie of status na Borrelia-infectie. Op deze wijze hadden alle artsen dezelfde informatie behalve de diagnose. Na het doornemen van deze informatie legden de artsen hun oordeel over de belastbaarheid vast in de functionelemogelijkhedenlijst (FML). Daarna vulden ze in een vragenlijst in welke argumenten aanwezig waren voor de aangenomen beperkingen.

De videocasus

Het betreft een videocasus met een actrice waarbij een verzekeringsarts de anamnese verricht met het belastbaarheidsgerichte beoordelingsgesprek.10,11 Hierin komen gestandaardiseerd de volgende onderwerpen aan bod: werk, huidige klachten, ervaren belemmeringen waarbij werd doorgevraagd naar concrete voorbeelden, participatie (waaronder het dagverhaal) en de visie van de cliënt met betrekking tot inzetbaarheid in werk.
Het onderdeel ziekte werd niet getoond, deze informatie werd schriftelijk gegeven. De duur van de video is 20 minuten. In box 1 wordt de casus beschreven.

De schriftelijke informatie

De artsen ontvingen schriftelijk medische informatie (Kader 2) over de huidige klachten, het beloop van de ziekte- en re-integratie, therapie en lichamelijk onderzoek. Gerandomiseerd en geblindeerd werd een van de door de reumatoloog gestelde diagnosen vermeld: seropositieve reumatoïde artritis (RA), fibromyalgie (FM), of gewrichtsklachten bij een positieve Borrelia-serologie (BO).

De artsen

Het betreft 44 verzekeringsartsen al of niet in opleiding van een UWV-district. In zes groepen met maximaal 12 deelnemers werd het onderzoek verricht tijdens een bijeenkomst. Er waren 28 geregistreerde verzekeringsartsen en 16 artsen (niet) in opleiding. Van 2 artsen was niet bekend of ze geregistreerd waren. In totaal beoordeelden 15 artsen de casus met de RA-diagnose (60% geregistreerd), 14 met FM (57% geregistreerd) en 15 met BO (73% geregistreerd).

De vragenlijst

Na afloop van de beoordeling kregen de artsen een vragenlijst, waarin werd gevraagd wat hun argumenten waren voor het al of niet toekennen van beperkingen. Deze vraag werd gesteld voor elke rubriek van de FML (persoonlijk en sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden).

Data-analyse

Er werd een Mixed methods-analyse verricht: een kwantitatieve analyse met SPSS en een kwalitatieve analyse met de data uit de vragenlijst.12
Kwantitatief: De analyse werd verricht met IBM SPSS Statistics 22. De gemiddelde score op de gradaties van de FML-items werd berekend. In de FML kan de arts op een aantal items aangeven of een item al of niet beperkt is. Bijvoorbeeld het item veelvuldige deadlines waarbij niet beperkt gescoord werd als 0 en wel beperkt als 1. Bij andere items zoals bijvoorbeeld tillen en dragen kan een gradatie in 4 stappen aangegeven worden waarbij normaal gescoord werd als 0 en sterk beperkt als 3. Een one-way analysis of variance (ANOVA)13 werd verricht om te onderzoeken of er significante verschillen (p<0,05) op de gemiddelde FML-scores tussen de drie diagnose groepen waren. Als er significante verschillen waren dan werd een Post Hoc Tukey HDS14 verricht om deze verschillen tussen de diagnosegroepen te identificeren.
Kwalitatief: Per rubriek van de FML werden de argumenten in kaart gebracht en gecategoriseerd door de eerste en tweede auteur.

Resultaten

Kwantitatief

In totaal werden op 44 items beperkingen aangenomen in alle rubrieken van de FML. Op 14 items waren er significante verschillen tussen de drie diagnosegroepen(p<0,05). Deze zijn in tabel 1 weergegeven.

Tabel 1

Gemiddelde scores van de 44 artsen op de FML-items waarbij een significant verschil (p< 0,05) in score aanwezig was tussen de drie diagnosegroepen. RA n=15, FM n=14, BO n=15.
RA = reumatoïde artrits; FM = fibromyalgie; BO= Borrelia; FML= functionelemogelijkhedenlijst.
FML item
Diagnose
FML score
Gemiddelde (SD)
ANOVA
p-score
Post Hoc Turkey
Gemiddelde verschil (p)
Deadlines
RA
FM
BO
0,20 (0,41)
0,57 (0,51)
0,20 (0,41)
0,048
RA-FM 0,37 (0,08)
RA-BO 0,00 (1,00)
FM-BO 0,37 (0,08)
Lage temperaturen
RA
FM
BO
0,53 (0,51)
0,43 (0,51)
0,33 (0,50)
0,003
RA-FM 0,53 (0,00)
RA-BO 0,40 (0,03)
FM-BO 0,13 (0,68)
Trillingsbelasting
RA
FM
BO
0,73 (0,45)
0,36 (0,49)
0,33 (0,48)
0,050
RA-FM 0,37 (0,10)
RA-BO 0,40 (0,07)
FM-BO 0,02 (0,99)
Repetitieve hand en vinger gebruik
RA
FM
BO
0,53 (0,51)
0,14 (0,36)
0,20 (0,41)
0,042
RA-FM 0,39 (0,05)
RA-BO 0,33 (0,10)
FM-BO -0,057 (0,93)
Knijp en grijpkracht
RA
FM
BO
0,33 (0,48)
0,00 (0,00)
0,13 (0,35)
0,046
RA-FM 0,33 (0,03)
RA-BO 0,20 (0,27)
FM-BO -0,13 (0,56)
Werken met toetsenbord en muis
RA
FM
BO
1,20 (0,41)
0,43 (0,51)
0,47 (0,51)
0,000
RA-FM 0,77 (0)
RA-BO 0,73 (0)
FM-BO -0,038 (0,97)
Schroefbewegingen
RA
FM
BO
0,32 (0,47)
0,14 (0,36)
0,13 (0,35)
0,001
RA-FM 0,52 (0,00)
RA-BO 0,53 (0,00)
FM-BO 0,01 (0,99)
Tillen of dragen
RA
FM
BO
1,73 (0,59)
0,64 (0,63)
1,13 (0,64)
0,000
RA-FM 1,09 (0)
RA-BO 0,60 (0,03)
FM-BO -0,49 (0,09)
Frequente zware lasten hanteren
RA
FM
BO
1,00 (0,00)
0,79 (0,42)
1,00 (0,00)
0,030
RA-FM 0,214 (0,053)
RA-BO 0,00 (1,00)
FM-BO -0,21 (0,05)
Lopen tijdens het werk
RA
FM
BO
1,27 (0,59)
0,79 (0,42)
1,00 (0,00)
0,014
RA-FM 0,48 (0,01)
RA-BO 0,26 (0,20)
FM-BO -0,21 (0,36)
Zitten tijdens het werk
RA
FM
BO
1,20 (0,77)
0,57 (0,51)
0,67 (0,48)
0,016
RA-FM 0,62 (0,02)
RA-BO 0,53 (0,05)
FM-BO -0,09 (0,90)
Staan
RA
FM
BO
1,20 (0,77)
0,57 (0,64)
0,93 (0,45)
0,039
RA-FM 0,62 (0,03)
RA-BO 0,26 (0,49)
FM-BO -0,36 (0,29)
Staan tijdens het werk
RA
FM
BO
1,60 (0,63)
1,00 (0,67)
1,20 (0,41)
0,026
RA-FM 0,60 (0,02)
RA-BO 0,40 (0,15)
FM-BO -0,20 (0,63)
Bovenschouderhoogte actief zijn
RA
FM
BO
0,53 (0,51)
0,00 (0,00)
0,33 (0,48)
0,005
RA-FM 0,53 (0,00)
RA-BO 0,20 (0,39)
FM-BO -0,33 (0,09)
De casus met de diagnose RA kreeg op de meeste items (repetitief handgebruik, knijpkracht, toetsenbordgebruik, tillen, lopen, zitten, staan en boven schouderhoogte werken) de hoogste beperkingen score, FM de laagste en BO daar tussenin. Uitzondering was het item veelvuldige deadlines waarop de diagnose FM het hoogste scoorde.

De cliënt met diagnose RA werd gemiddeld 29,8 uur per week belastbaar geacht, met diagnose FM 33,5 uur en met BO 35,2 uur. Dit waren geen significante verschillen in scores. In figuur 1 wordt per diagnose groep het aantal uren belastbaarheid per dag aangegeven.

https://static-content.springer.com/image/art%3A10.1007%2Fs12498-020-0635-0/MediaObjects/12498_2020_635_Fig1_HTML.jpg
Figuur 1

Aantal uren per dag dat cliënten in staat worden geacht te werken per diagnosegroep.

Kwalitatief

In tabel 2 worden de argumenten van deelnemende verzekeringsartsen voor het al of niet toekennen van beperkingen per rubriek van de FML aangegeven.

Tabel 2

. Argumenten van deelnemende verzekeringsartsen (n=44) voor het al of niet toekennen van beperkingen per rubriek van de FML.
RA = reumatoïde artritis; FM = fibromyalgie; BO= Borrelia; FML= functionelemogelijkhedenlijst.
Geeft u beperkingen in deze rubriek en waarom?
RA
FM
B0
Rubriek I-II
Ja n=9
Diagnose
Klachtenpresentatie
Energetisch
Ja n=9
Preventief
Door lichamelijke klachten
Onderliggende psychische problematiek
Ja n=6
Door lichamelijke klachten
Energetisch
Onderliggende psychische problematiek
Nee n=6
Geen claim
Geen psychische problematiek
Geen medische indicatie
Nee n=5
Geen claim
Geen psychische problematiek
Geen psychische afwijkingen
Nee n=9
Geen claim
Geen diagnose
Geen afwijkingen
Rubriek III
Ja n=12
Diagnose
Preventief
Anamnese
Ja n=6
Diagnose
Mogelijk invloed van pijnklachten
Coulance
Ja n=10
Schattingsbesluit
Preventief
Nee n=3
Geen claim
Medische informatie
Niet nodig bij ziektebeeld
Nee n=8
Diagnose
Geen indicatie
Geen claim
Nee n=5
Geen aandoening
Geen afwijkingen
Rubriek IV en V
Ja n=15
Diagnose
Claim
Consistent geheel
Ja n=13
Diagnose
Preventief
Claim
Re-integratie bevorderend
Ja n=15
Energetisch
Re-integratie bevorderend
Coulance
Consistent geheel
Leeftijd cliënt en aard van het werk
Nee n=0
Nee n=1
Diagnose
Nee n=0
Rubriek VI
Ja n=13
Diagnose
Claim
Energetisch
Preventief
Ja n=12
Diagnose
Preventief
Dagverhaal
Beloop re-integratie
Ja n=13
Energetisch
Preventief
Nee n=3
Geen medische indicatie
Overbodig
Voldoet niet aan de criteria van de standaard
Nee n=3
Geen indicatie
Gedrag
Voldoet niet aan de criteria van de standaard
Nee n=2
Geen diagnose
Overbodig
Voldoet niet aan de criteria
De argumenten van de artsen konden worden ingedeeld in vier categorieën (kader 3). Naast de informatie verstrekt door de cliënt en de medische informatie, werd verwezen naar de richtlijnen en standaarden. Daarnaast speelden persoonlijke wegingen van de arts in de argumentatie een rol.

Beschouwing

In dit onderzoek kregen alle deelnemende artsen dezelfde informatie verstrekt, met uitzondering van de diagnose. De artsengroep met reumatoïde artritis als diagnose gaf op vele FML-items significant meer beperkingen aan, dan de artsengroepen met fibromyalgie en positieve Borrelia-serologie. Er was echter geen significant verschil in de beoordeling van de gemiddelde duurbelastbaarheid.
De argumenten die artsen gebruiken voor hun oordeel berusten op de informatie uit de anamnese van de cliënt, de medische informatie (inclusief de diagnose) en de regels en richtlijnen. Daarnaast speelt het oordeel van de arts een belangrijke rol.
Bij dit onderzoek werd gekozen voor een casus waarbij sprake was van een cliënt met dezelfde klachtenpresentatie, dezelfde ervaren belemmeringen en dagverhaal. Het ziektebeeld werd gekenmerkt door afwezigheid van weefselschade en afwezigheid van afwijkingen bij lichamelijk onderzoek. Deze klachten passen goed bij alle drie gestelde diagnosen. Uit het grootschalig (n=90.000) Lifelines onderzoek blijkt dat patiënten met FM evenveel beperkingen ervaren als patiënten met RA.15 De verzekeringsartsen in dit onderzoek kennen echter meer beperkingen toe aan een cliënt met een diagnose die gebaseerd is op een organisch substraat dan aan een diagnose zonder organisch substraat. Kennelijk maakt het al of niet aanwezig zijn van en organisch substraat het verschil bij het toekennen van beperkingen. Uit eerder onderzoek16 bleek dat hiervoor diverse argumenten werden gebruikt. Zo gaven artsen aan dat belasting bij ontbreken van organisch substraat geen schade aanbrengt en zelfs een revaliderend effect kan hebben omdat er sprake is van deconditionering. Uit dit onderzoek blijkt ook dat niet alle artsen hier zo over denken.
Uit de argumenten die artsen gebruikten, blijkt dat de subjectieve inschatting van de arts een rol speelt. Dit is inherent aan beoordelen, een oordeel is een combinatie van objectieve en subjectieve zaken.17 Zo is bijvoorbeeld moeilijk in te schatten of rustbehoefte in de vorm van bedrust wordt veroorzaakt door gedrag of dat het medisch noodzakelijk is. Toch lijkt er ook ruimte voor meer eenheid in het oordeel tussen artsen, bijvoorbeeld door in de richtlijnen aan te geven of coulance en het bevorderen van re-integratie onderdeel van een beoordeling dienen te zijn en hoe het Schattingsbesluit geïnterpreteerd moet worden.
Opvallend was dat er geen significant verschil in gemiddelde duurbelastbaarheid tussen de drie diagnosegroepen werd gevonden. Dit is een belangrijk item, want het heeft rechtstreeks effect op het gestelde arbeidsongeschiktheidspercentage. Wat ook opviel, was dat er bij alle drie diagnosegroepen, dus ook bij RA, sprake was van een duidelijke interdoktervariatie op dit punt. De ene arts was van mening dat de cliënt maximaal 2 uur per dag kan werken en de andere arts meer dan 8 uur, en alle gradaties daartussen in. Dit komt overeen met eerdere bevindingen waarbij bleek dat er een grote variatie in oordeel is voor wat betreft de inschatting van duurbelastbaarheid.6

Beperkingen en sterke punten van het onderzoek

De studie vond plaats op een kantoorlocatie en is daarmee niet-generaliseerbaar naar alle verzekeringsartsen. Zo kan de kantoorcultuur een rol spelen in de beoordelingen. Verder namen per diagnosegroep een bescheiden aantal (14 of 15) artsen aan het onderzoek deel. De verdeling van leeftijd en geslacht over de groepen is niet in kaart gebracht zodat een eventuele bias hierdoor niet beoordeeld kan worden. Bovendien was er sprake van een gefingeerde casus in een laboratoriumsituatie om dezelfde casus te kunnen vergelijken. Het is mogelijk dat artsen in de praktijk anders oordelen, bijvoorbeeld omdat men een cliënt zelf observeert en onderzoekt, zelf doorvraagt en de voorgeschiedenis beoordeelt.
Daarentegen is dit het eerste onderzoek, waarbij alleen de diagnose als variabele werd onderzocht. Verder werd een kwantitatieve en een kwalitatieve analyse gecombineerd, hetgeen de zeggingskracht van het onderzoek vergroot.18

Aanbevelingen

Het onderzoek zou herhaald kunnen worden op grotere schaal. Ook zouden meer ziektebeelden onderzocht kunnen worden, bijvoorbeeld andere somatische en psychische ziekten. Daarbij zou onderzocht kunnen worden of de bevindingen in dit onderzoek generaliseerbaar zijn. Dergelijk onderzoek kan duidelijk maken waar verzekeringsartsen hun oordeel op baseren en aanleiding geven tot discussie over verschillen in argumenten. Ook kan onderzocht worden of interdoktervariatie veroorzaakt wordt door verschil in interpretatie van standaarden en richtlijnen (wat pleit voor aanpassing zodat de interpretatieruimte kleiner wordt) of in de toepassing van standaarden en richtlijnen (wat pleit voor bijvoorbeeld meer training en controle op de uitvoering).

Conclusie

In een casus van een cliënt met lichamelijke klachten zonder weefselschade baseert de verzekeringsarts zijn oordeel voor een aanzienlijk deel op de diagnose. Bij een biologisch aantoonbare ziekte (seropositieve RA) worden meer beperkingen aangegeven dan bij een ziekte waarbij het organisch substraat aanwezig is (FM) of waarbij niet duidelijk is of er een organisch substraat is (positieve Borrelia-serologie). Subjectieve argumenten van de verzekeringsarts spelen daarbij een rol. Wellicht kan discussie binnen de beroepsgroep leiden tot duidelijkere regels en richtlijnen en afname van de interdoktervariatie van het oordeel.
Er zijn geen belangenconflicten

Dankbetuiging

Met bijzonder dank aan alle collegae die deel hebben genomen aan dit onderzoek. Hun oprechte interesse in het bevorderen van kwaliteit en professionaliteit in ons vak. Dank ook aan Health economist Guadalupe Rios Garcia, M.S.c. voor haar ondersteuning, Lupita sin ti no hubiera podido ser.

Samenvatting

In deze studie werd onderzocht welke invloed de diagnose heeft op de beoordeling van de belastbaarheid. Daarvoor kregen 44 verzekeringsartsen dezelfde videocasus van de verzekeringsgeneeskundige anamnese van een cliënt te zien en dezelfde medische informatie op schrift gepresenteerd, maar met een verschillende diagnose. De verzekeringsartsen werden in drie groepen verdeeld, waarbij elk een andere diagnose kreeg toegewezen: seropositieve reumatoïde artritis, fibromyalgie of positieve Borrelia-serologie. De verschillen in score op de items van de functionelemogelijkhedenlijst (FML) en de argumenten voor hun oordeel werden onderzocht.
De artsengroep met reumatoïde artritis als diagnose gaf op vele FML-items significant meer beperkingen aan dan de artsengroepen met fibromyalgie en positieve Borrelia-serologie. De argumenten die artsen gebruiken berusten voor een deel op een subjectief oordeel.
Geadviseerd wordt binnen de verzekeringsartsengroep te bediscussiëren in hoeverre de diagnose een rol moet spelen bij de beoordeling van belastbaarheid.

Kader 1. De anamnestische gegevens uit de video-opname

Werk Het betreft een 54-jarige vrouw die al vele jaren werkzaam is als fulltime ziekenverzorgende (psychogeriatrie). Re-integratie in eigen werk is niet gelukt en ze werkt momenteel 2 uur per dag, 10 uur per week als receptioniste.
Huidige klachten Diverse gewrichtsklachten waaronder rug-, schouder- en handklachten; ochtend stijfheid; vermoeidheidsklachten, moeheid.
Ervaren belemmeringen Cliënte voelt zich onder andere beperkt in zitten, staan, lopen, tillen en gebruik van de handen. Kan dit toelichten met concrete voorbeelden. Daarnaast energetisch beperkt door moeheid. Geen psychische belemmeringen.
Participatie 8.30 opstaan. Werken van 10.00-12.00. Slapen van 13.00-15.00 (ook op een vrije dag) en gaat om 22.30 te bed. Doet lichte dingen in aangepast tempo.
Visie cliënt Volgens mevrouw is dit het maximaal haalbare. Kan maximaal 5 keer 2 uur per week licht werk verrichten.

Kader 2. Schriftelijke informatie over de ziekte

Therapie Twee maanden rust, multidisciplinair traject via revalidatiearts, verwijzing naar reumatoloog.
Brufen bij overbelasting.
Lichamelijk onderzoek Geen afwijkingen.
Informatie reumatoloog Symptomatische behandeling, het ziektebeeld is nu rustig. De klachten belemmeren haar fors in haar dagelijks activiteiten. Geen revisie alleen zo nodig.
Diagnose reumatoloog (variabel per arts)

  • Seropositieve reumatoïde artritis (non-erosief, niet actief).
  • Fibromyalgie.
  • Gewrichtsklachten bij positieve Borrelia-serologie: Geen aanwijzingen voor actieve ziekte.

Kader 3. De argumenten van de artsen voor het al of niet aannemen van beperkingen ingedeeld in categorieën

Categorieën

1. Informatie van de cliënt

  • Claim
  • Klachtenpresentatie
  • Ervaren belemmeringen
  • Dagverhaal
  • Lijdensdruk
  • Leeftijd
2. Medische informatie

  • Diagnose
  • Medisch beloop
  • Afwezigheid psychische aandoening
  • Afwezigheid afwijkingen
3. Richtlijnen en standaarden

  • Schattingsbesluit
  • Standaard duurbelastbaarheid (energetisch, preventief)
4. Oordeel van de arts

  • Klachten zijn psychisch te duiden
  • Coulance
  • Geduid als gedrag
  • Consistentie
  • Medische indicatie
  • Re-integratie bevorderend

Aandachtspunten

  • Cliënten met fibromyalgie ervaren evenveel beperkingen als cliënten met reumatoïde artritis. Verzekeringsartsen achten een cliënt met fibromyalgie echter minder beperkt dan dezelfde cliënt met als diagnose reumatoïde artritis.
  • Bij de beoordeling van urenbeperkingen is ook bij dit onderzoek een opvallende interdoktervariatie te zien. Dit heeft geen relatie met de diagnose.
  • Subjectieve argumenten spelen een grote rol bij de inschatting van belastbaarheid. Hier lijkt ruimte voor meer eenduidigheid in het oordeel van verzekeringsartsen.

Abstract

This study investigates the influence of the diagnosis on the assessment of capacity to work. To analyze this, 44 insurance physicians were presented one case to assess the work restrictions. The same video of an interview by an insurance physician and the same medical information in writing was presented, but with a different diagnosis. The insurance physicians were divided into three groups, each receiving a different diagnosis: seropositive rheumatoid arthritis, fibromyalgia or positive Borrelia serology. The differences in scores on the Functional Ability List (FAL) items were examined, as well as the arguments for their assessment. The physicians with rheumatoid arthritis as a diagnosis showed significantly more work limitations on many FAL items than the physicians with fibromyalgia and positive Borrelia serology. The arguments that doctors used are based in part on a subjective judgment. It is advisable to discuss within the insurance medicine field to what extent the diagnosis should play a role in the assessment of capacity to work.

Literatuur

1.

Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Geldend van 01-07-2017 tot heden. [Internet] (geraadpleegd 2018 Jan 20). Beschikbaar op http://​wetten.​overheid.​nl/​BWBR0011478/​2017-07-01
2.

Medisch arbeidsongeschiktheidscriteruim (MAOC), LISV Verzekeringsgeneeskunde Richtlijn, 1996. [Internet] (geraadpleegd 2018 Jan 20). Beschikbaar op https://www.nvvg.nl/files/40/06_MAOC_Lisv.pdf
3.

International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF), 2001. [Internet] (geraadpleegd 2018 Jan 20). Beschikbaar op http://​www.​who.​int/​classifications/​icf/​en/​
4.

Boot CRL. Sick leave in asthma and COPD: the role of the disease, adaptation, work, psychosocial factors and knowledge. [Proefschrift]. Nijmegen: Radboud Universiteit, 2004. 127 pagina’s. ISBN 90-9018644-1
5.

Swinkels RA, Bouter LM, Oostendorp RA, van den Ende CH. Impairment measures in rheumatic disorders for rehabilitation medicine and allied healthcare: a systematic review. Reumatol Int. 2005;25:501-12.
6.

Spanjer J. Urenbeperking bij SOLK: tijd voor een oplossing van de interdoktervariatie. Tijdschrift voor Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde 2016;24:434-7.
7.

Bont A de, Meus C, Hazelaar G. Stoornissen, beperkingen en handicaps in de uitvoering. Rapport. College van Toezicht Sociale Verzekeringen. Zoetermeer, 1998. 64 pagina’s. ISBN 9075605544
8.

Schellart T, Besseling J, Steenbeek R, et al. Onderzoek naar interdoktervariatie bij beoordelingen van verzekeringsartsen. Tijdschrift voor Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde 2013;21:61-7.
9.

Bart J, Boer W de, Busse J, et al. Inter-rater agreement in evaluation of disability: systematic review of reproducibility studies. BMJ, 2017; 356:j4.
10.

Spanjer J. Voorbeelden: een hulpmiddel om de ernst van de beperkingen te beoordelen. Tijdschrift voor Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde 2002;10:118-120.
11.

Spanjer J, Mei S van de, Cornelius B et al. Training Belastbaarheidgericht Beoordelingsgesprek (BGB): Evaluatie van de training en de methode. Tijdschrift voor Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde 2014;22:102-109.
12.

Curry L. Fundamentals of Qualitative Research Methods – a series of videos from Yale University. [Internet] (geraadpleegd 2017 Nov 12). Beschikbaar op https://​globalhealthtria​ls.​tghn.​org/​articles/​fundamentals-qualitative-research-methods-series-videos-yale-university/​
13.

Gordon B, Vowler S. Analysis of variance: variably complex. Adv Physiol Educ 2012;36:85-88.
14.

Tukey’s Honest Significant Difference test. [Internet] (geraadpleegd 2018 Mei). Beschikbaar op www.​statisticshowto.​com/​tukey-test-honest-significant-difference/​
15.

Joustra M, Janssens K, Bultmann U, et al. Functional limitations in functional syndromes and well defined medical diseases. Results from de general population cohort LifeLines. Journal of psychosomatic research 2015;79:94-99.
16.

Spanjer J. Urenbeperking bij SOLK: Welke argumenten gebruiken verzekeringsartsen? Tijdschrift voor Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde 2016;24:200-5.
17.

Hofstee WKB. Principes van beoordeling: methodiek en ethiek van selectie, examinering en evaluatie. Paperback. Pearson Benelux B.V., 1999. 1e druk, 216 pagina’s. ISBN 9789026515750.
18.

Philipsen H, Vernooy-Dassen M. Kwalitatief onderzoek: nuttig, onmisbaar en uitdagend. Huisarts en Wetenschap 2004;47:288-292.

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen
account, maak dan hieronder een account aan.
Lees ook de spelregels.