'Er is geen politiek draagvlak voor één arts voor arbeid en gezondheid'. Deze opmerkelijke uitspraak wisten drie jonge bedrijfs-en verzekeringsartsen en een wat oudere journalist aan minister Koolmees van Sociale Zaken te ontfutselen. Mooie scoop. Voor de fijnproevers. Na te lezen in het januarinummer van TBV.
Koolmees was voor een politicus ongebruikelijk helder: ‘Ik zie nog wel overlap tussen de preventieve kant, de curatieve kant en de re-integratiekant, maar de claimbeoordeling is echt een aparte tak van sport. Daar moet je de scheiding van verantwoordelijkheden ondubbelzinnig helder hebben. Maar je kunt wel samenwerken aan de hand van casuïstiek en protocollen. Daar geloof ik wel heel erg in’. En iets eerder in dit lezenswaardige interview zegt hij: ‘De onafhankelijkheid van de claimbeoordeling is een groot goed, dat willen we behouden’ en ‘Op cruciale punten wil je de verantwoordelijkheden gescheiden houden’ en ook ‘Je wilt afdoende checks and balances in het systeem’.
Nogal richtinggevend statement zal ik maar zeggen. Degenen die dachten dat een fusie tussen de NVAB en NVVG een stap vooruit zou zijn, omdat deze vakgebieden niet alleen complementair maar vooral ook overlappend zijn, komen van een koude kermis thuis én zijn meteen een illusie armer. Het blijkt voor dit moment een politieke no go area.
Deze politieke positiebepaling past overigens naadloos in de strategische overdenkingen van de NVAB- en NVVG-bestuurders. De voorzitters lieten in een Medisch Contact-special over de arbeids- en verzekeringsgeneeskunde recentelijk ook al weten geen brood in een fusie tussen de NVAB en NVVG te zien. ‘Waar het samen kan graag, apart als het moet. Want we blijven twee verschillende rollen spelen’. Deze mantra zal de komende tien jaar compleet grijs gedraaid worden. Read my lips.
Al eerder konden de beide voorzitters het niet nalaten de verschillen tussen de twee beroepsgroepen uit te vergroten. In hun visie is het werkterrein van de verzekeringsarts structureel anders dan die van de bedrijfsarts. De verzekeringsarts werkt in het domein van de sociale zekerheid, de bedrijfsarts in de zorg. ‘Wij zien dit als twee verschillende maatschappelijke taken’. (brief NVAB- en NVVG-bestuur aan minister Koolmees d.d. 17 januari 2019 over RIV-toets).
De feitelijke situatie is dat de bedrijfsarts al decennia lang het merendeel (75 tot 90%) van zijn of haar werktijd besteedt aan de sociaal-medische begeleiding van met name langdurig arbeidsongeschikte medewerkers. Check je eigen tijdschrijven en dat van je directe collega’s maar eens. En dit allemaal in het kader van de WVP en dus recht op loondoorbetaling bij ziekte en arbeidsongeschiktheid. Als dat geen sociale zekerheid is, dan heb ik decennia lang in een andere wereld geleefd.
En UWV-verzekeringsartsen hebben de sociaal-medische begeleiding van de flex- en uitzendkrachten – in het kader van de ziektewet – in hun werkpakket. Dat is standaard bedrijfsartsenwerk. Meer dan noodzakelijk overigens. Lees het recente SER-rapport over de verschillen in arbeidsomstandigheden er maar eens op na. Juist daar is nog heel veel werk aan de winkel!
Maar met name de NVAB-bestuurders zijn als de dood voor besmetting met het claimvirus van de verzekeringsgeneeskunde. Het zou namelijk de zo kunstig gecultiveerde ‘zorg’-identiteit van de bedrijfsarts om zeep helpen. En voor de NVAB-bestuurders is dit een hard identiteitsdingetje. Voor de rest van Werkend Nederland – behalve de FNV natuurlijk – is het een onnavolgbare gekunstelde tweedeling. Een bedrijfs-, arbo- of verzekeringsarts is toch allemaal van hetzelfde laken een pak? Nooit anders geweest toch?
Ter zijde: is het u ook al opgevallen dat het woordje bedrijfsgezondheidszorg totaal out dated schijnt te zijn en is weggeretoucheerd? En daarmee tegelijkertijd het sociaalgeneeskundig denkkader?
Afsluitend: ondanks alle mooie en vooral verbindende woorden over samenwerking is het vanaf nu gewoon ieder voor zich. 2020 wordt een bijzonder jaar. Een kanteljaar. Wedden?