In de grote wachtruimte met rustgevende kleuren is het stil. Vannacht heb ik bijna niet geslapen. Mijn jarenlange werkervaring helpt niks. Buiten op het plein zie ik de herfstbladeren naar beneden dwarrelen. Het is in 2,5 jaar tijd de tweede keer dat ik hier zit. Onzeker kijk ik om mij heen. De afgelopen dagen heb ik alle stukken opnieuw gelezen en keer op keer onnodig gecontroleerd. Niets ontbreekt, alles is verstuurd. Maar het voelt anders. Mijn liefste brengt mij koffie met een apart kuipje melk. ‘Melk moet in de mok’, denk ik gespannen.
‘Mok moet niet in de melk’
Beneden klinkt uit de radio een vrolijk liedje. Maar de wasmand in de badkamer is plotseling anders. En in de afvalemmer naast het douchescherm ligt een van mijn lievelingsoverhemden.
Verbaasd kijk ik beurtelings van de wasmand met vuile tissues naar de pedaalemmer waaruit een bekende hemdsmouw verfrommeld naar beneden hangt. Dat er iets niet klopt, dringt tot mij door. Voorzichtig haal ik mijn ongewassen overhemd uit de afvalemmer en stop de vuile zakdoekjes uit de wasmand in de pedaalemmer. De kracht in mijn rechterarm en -been is gelukkig nog goed. Alleen haperen de woorden wanneer ik langzaam de trap afloop naar de versierde woonkamer. Over enkele weken is het oudjaar.
Zenuwachtig zit ik samen met mijn liefste bij de rustige specialist. De uitslagen zijn bekend. Het uitgebreide vervolgonderzoek duurde even. Want de laatste klachten verbeterden en er was krapte bij het ziekenhuis. En ja, alle noodzakelijke medicijnen gebruikte ik toch al. “Ik heb meer moeite gekregen met drukte en prikkels en ik ben veel langzamer. Ook draai ik regelmatig dingen om”, zeg ik. “En ik ‘haperpraat’. Vooral als ik moe ben of gespannen. Grappig, mijn haperen verbetert wanneer ik boos word. Handig, alleen niet voor mijn omgeving.” Een glimlach onderdrukkend wijst de specialist met zijn pen naar het nieuwste plekje op het grote computerscherm. Ongerust kijk ik naar het digitale beeld van mij. “De gewone revalidatie heeft waarschijnlijk weinig nut voor u, collega. U functioneert ondanks uw serieuze beperkingen op een opvallend niveau. Voor de door u gevreesde aftakelingsdiagnose vinden we nog geen aanwijzingen”, vervolgt de specialist vriendelijk. Mijn liefste en ik knikken opgelucht. Sinds een half jaar lukt het niet meer om gedeeltelijk te werken in mijn aangepaste functie. Wel praatjes, nauwelijks productie. Goed werk zonder werken, denk ik wrang.
De jonge verzekeringsarts in opleiding wacht geduldig wanneer ik langzaam schommelend door de lange gang naar haar spreekkamer loop. Ik krijg excuses van haar voor het feit dat ik niet door dezelfde collega gezien word die mij de eerste keer heeft beoordeeld. Zorgvuldig stelt zij mij de bekende vragen. Het gesprek is lang en respectvol. Voor mij te lang want emotioneel geworden ‘haperpraat’ ik steeds meer. Ondanks de verbetering komen sommige woorden niet. Mijn liefste en de jonge collega helpen. De uitkomst is onvermijdelijk en verwacht. Maar toch raakt het uitgesprokene mij onverwacht en hard. Na afloop loodst mijn liefste mij door de drukte op het natte, glibberig geworden plein voor het imposante beoordelingsgebouw.
In het kunstzinnige restaurant vlakbij zoekt ze een rustige plek. Op de menukaart kies ik een onverstandig grote lekkernij en een ‘hipster’ koffie, geserveerd in een mok met een roomkannetje. Wanneer het bestelde voor mij staat kijk ik aarzelend en gespannen naar het apart gevormde serviesgoed. ‘Mok moet niet in de melk’, denk ik. Geconcentreerd schenk ik zonder knoeien de room in de bijzondere mok. Opgelucht drink ik voorzichtig van de opvallend lekkere koffie. Verdrietig maar trots glimlach ik naar mijn liefste.
Tjalling Hon is een pseudoniem en bereikbaar via tjalhon55@gmail.com