Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Stekjes

Margit van Rijsingen
Toen ik 9 jaar oud was riep ik dat ik chirurg wilde worden. Niet dat ik nou echt wist wat een chirurg deed, maar omdat ik het stoer vond om te zeggen dat ik niet bang was voor bloed. Vanuit een soort heroïsche gedachte acuut bedreigde mensenlevens te gaan redden, begon ik aan mijn studie, me vooraf nooit realiserende dat ik juist vanuit mijn huidige vak zoveel toe zou kunnen voegen aan de kwaliteit van leven van mensen. En dat zonder in een met bloed bespatte jas op de SEH te staan.
@ stock

 

https://static-content.springer.com/image/art%3A10.1007%2Fs12498-019-0147-y/MediaObjects/12498_2019_147_Fig1_HTML.jpg
Margit van Rijsingen is AIOS bedrijfsgeneeskunde bij ArboNed
Tijdens mijn studie ontdekte ik al vrij snel dat ik niet weggelegd was voor een acuut en heroïsch vak. Wel wilde ik graag in het ziekenhuis werken. Na mijn afstuderen belandde ik bij de dermatologie waar ik vanuit mijn promotietraject de opleiding ‘in rolde’. Gaandeweg de opleiding ontdekte ik dat, hoe interessant ik het vak ook nu nog vind, de praktijk niet bij mij paste. Na lang wikken en wegen besloot ik mijn witte jas aan de wilgen te hangen en op reis te gaan, met het idee om daarna nooit meer te gaan dokteren. Niet wetende dat ik 4 jaar later in opleiding zou zijn tot bedrijfsarts. Een vak waar ik bij toeval ingerold ben.
Ik moet bekennen dat bedrijfsgeneeskunde nooit op mijn shortlist van toekomstige banen heeft gestaan. Sterker nog, ik had eigenlijk altijd het idee van een heel stoffig vak zonder weinig inhoudelijke betekenis. Inmiddels doe ik mijn werk met veel plezier, maar zeker in het begin heb ik moeten wennen aan het feit dat ik niet meer die dokter was die dat magische pilletje voor kon schrijven dat een patiënt beter maakte en ik niet die dokter was die een gapende wond netjes dicht kon hechten.
Inmiddels realiseer ik mij hoeveel ik in dit vak voor mijn patiënten kan betekenen en hoe waardevol onze gesprekken kunnen zijn. Het kan hierbij gaan om een ‘simpel’ re-integratieadvies waardoor een patiënt de ruimte voelt om te mogen herstellen. Maar ook onderwerpen als perspectief in het leven en de rol van werk wanneer je weet nooit meer beter te gaan worden, passeren de revue. Het raakt mij telkens weer wanneer patiënten dit elk op hun eigen manier laten blijken. Zo werd ik verrast door een innige knuffel en kus van een Poolse dame, met wie ik enkel via een tolk had kunnen communiceren, door de sokjes die ik voor mijn dochtertje kreeg, door een kleurplaat die een patiënt voor mij maakte, maar ook dat ene traantje dat ik samen met een ernstig zieke patiënt heb weggepinkt.
Een van mijn eerste patiënten is mij in het bijzonder bijgebleven. Een nukkige klusjesman die vlak voor zijn pensioen een myocardinfarct kreeg en graag nog enkele uren wilde proberen te werken. Onze eerste gesprekken verliepen stroef. Oogcontact was er bijna niet en een lachje of grapje kon er niet vanaf. Dit maakte mij onzeker. Ik vroeg mij af of hij wel op mijn adviezen zat te wachten. Naar mate zijn ziekteduur vorderde kwamen we ook over zijn dagverhaal te spreken en hij vertelde mij dat tuinieren een van zijn grootste hobby’s was. Voorzichtig liet ik vallen een tomatenplantje op mijn balkon te hebben, maar dat het mij ontbrak aan groene vingers.

Bij het laatste gesprek kwam hij binnen met een verfrommeld zwart tasje dat de hele tijd tussen ons in op tafel bleef staan. Zijn doel, het nog in kunnen werken van zijn opvolger, was bereikt en hij zou met een gerust hart met pensioen kunnen gaan. Bij het afscheid zei hij terloops dat hij iets voor me had meegenomen, als bedankje omdat ik, op de valreep voor zijn pensioen, zijn negatieve beeld van de bedrijfsarts had weten te veranderen. In het tasje zaten drie stekjes die hij speciaal voor mij in potjes had gezet.

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen
account, maak dan hieronder een account aan.
Lees ook de spelregels.