Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Argumenten voor blijvende arbeidsongeschiktheid

Marlies Vrancken
Jerry Spanjer
Jan L. Hoving
Een Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA) wordt toegekend als een werknemer volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dat wil zeggen dat er op medische of arbeidsdeskundige gronden sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid én er in of na het eerstkomende jaar niet of nauwelijks verbetering te verwachten is.1
Indien nog wel verbetering van de belastbaarheid te verwachten is of als er sprake is van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, gaat het om een uitkering Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA). De IVA en WGA zijn onderdeel van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).3 Geregeld wordt een bezwaar gericht op het verkrijgen van een IVA toegekend. Uit cijfers van UWV blijkt dat een IVA in 2018 in 36 procent van de bezwaarzaken alsnog gegeven wordt.4 Jacobs beschrijft in haar onderzoek zelfs dat het daadwerkelijk aantal in 2018 in Groot Amsterdam veel hoger ligt dan uit de cijfers van het UWV naar voren komt, namelijk 59.5 procent.5
Zowel werkgevers als werknemers kunnen belang hebben bij een IVA-uitkering. Als eerste kunnen werkgevers een financieel voordeel hebben door de invloed op verzekeringspremies.6 Ook betaalt het UWV altijd de IVA-uitkering. Dit is relevant voor werkgevers die eigenrisicodrager zijn voor WGA. Deze werkgevers betalen namelijk de uitkering van hun werknemer en zijn verantwoordelijk voor re-integratie als er geen sprake is van IVA. Dit kan tot tien jaar na aanvang van de WGA.7
In de tweede plaats kunnen werknemers belang hebben bij een IVA door het wegvallen van herbeoordelingen en re-integratieverplichtingen. Tevens krijgen werknemers bij een IVA-uitkering 75 procent van het laatstverdiende loon in plaats van 70 procent bij een WGA-uitkering.3
Doel van dit onderzoek is om de argumenten in kaart te brengen die verzekeringsartsen gebruikten om de prognose bij volledige arbeidsongeschiktheid te onderbouwen.

Deelvragen in dit onderzoek zijn:

  • hoe vaak wordt bezwaar aangetekend op een volledige, niet blijvende arbeidsongeschiktheid (WGA 80-100) met als doel een IVA-uitkering?
  • hoe vaak is het bezwaar gegrond?
  • welke argumenten gebruiken verzekeringsartsen in de primaire beoordeling en in bezwaar om de prognose te onderbouwen?

Methode: dossieronderzoek

Dossieronderzoek met zowel kwantitatieve als kwalitatieve onderzoekmethoden. Van in totaal drie UWV-kantoren (Groningen, Assen, Emmen) zijn in 2018 en 2019 alle dossiers verzameld met volledige, niet blijvende arbeidsongeschiktheid op medische en arbeidsdeskundige gronden. Bezwaarzaken gericht op het verkrijgen van een IVA werden geselecteerd. Deze behoren allen tot de afdeling Bezwaar & Beroep Groningen. De gegevens zijn verkregen via het Centraal Expertise Centrum (CEC) van het UWV. Het onderzoeksvoorstel is voorgelegd aan de Medisch Ethische Toetsingscommissie Utrecht. Zij concludeerden op 5 augustus 2020 dat het voorstel niet onder de reikwijdte van de WMO (Wet medisch wetenschappelijk onderzoek met mensen) valt.

Data-analyse

Het aantal beoordelingen met als uitkomst ‘volledige, niet blijvende arbeidsongeschiktheid’ en aantal keren dat bezwaar werd aangetekend met de uitslag daarvan, werd in kaart gebracht. Karakteristieken van de populatie zijn weergegeven in drie groepen: de ‘primaire beoordeling’ (totale groep), onderverdeeld in de groepen ‘bezwaar gegrond’ en ‘bezwaar ongegrond’. Hiervoor is beschrijvende statistiek gebruikt. Voor het kwalitatieve gedeelte van het onderzoek deelden daarna twee onderzoekers onafhankelijk van elkaar de beschreven argumenten in categorieën. Verschillen in categorie-indeling werden besproken tot er consensus was. In het kwantitatieve deel van de studie zijn ten slotte de argumenten per categorie geturfd. Deze zijn afgezet tegen het totaal aantal dossiers in de betreffende groep.

Resultaten

In het stroomdiagram van figuur 1 wordt weergegeven welke dossiers er in 2018 en 2019 op de kantoren Assen, Emmen en Groningen werden geselecteerd.

https://static-content.springer.com/image/art%3A10.1007%2Fs12498-022-1506-7/MediaObjects/12498_2022_1506_Fig1_HTML.jpg

Figuur 1: Stroomdiagram van de populatie volledig, niet-blijvende arbeidsongeschiktheid (WGA 80-100) op drie UWV-kantoren in 2018 en 2019 tot het aantal geïncludeerde bezwaren met als doel een IVA-uitkering.

Tabel 1 beschrijft de kenmerken van de werknemers in de primaire beoordeling (totale groep) en van de werknemers waarvan het bezwaar gegrond en ongegrond was. In meer dan de helft van de gevallen is de werkgever degene die bezwaar maakt.

Tabel 1: Kenmerken van de populatie volledig, niet-blijvend arbeidsongeschikt bij de primaire beoordeling en bij al of niet gegrond bezwaar.

Kenmerk
Primaire beoordeling
Bezwaar gegrond
Bezwaar ongegrond
76 (100%)
52 (68%)
24 (32%)
Geslacht, N (%)
Man
36 (47%)
22 (42%)
14 (58%)
Vrouw
40 (53%)
30 (58%)
10 (42%)
Leeftijd in jaren, gemiddelde (SD)
51 (10.7)
51 (11.5)
50 (8.8)
Soort beoordeling, N (%)
Einde wachttijd
55 (72%)
35 (67%)
20 (83%)
Herbeoordeling
21 (28%)
17 (33%)
4 (17%)
Diagnose, N (%)
Lichamelijk
39 (51%)
30 (58%)
9 (38%)
Psychisch
12 (16%)
9 (17%)
3 (13%)
Beide
25 (33%)
13 (25%)
12 (50%)
Uitkomst beoordeling, N (%)
Geen benutbare mogelijkheden (GBM)
12 (15%)
9 (17%)
3 (13%)
Benutbare mogelijkheden
64 (84%)
43 (63%)
21 (88%)
Indiener bezwaar, N (%)
Werknemer
22 (29%)
18 (35%)
4 (17%)
Werkgever
45 (59%)
27 (52%)
18 (75%)
Beide
9 (12%)
7 (14%)
2 (8%)
Analyse van de door verzekeringsartsen beschreven argumenten ter onderbouwing van de duurzaamheid van de volledige arbeidsongeschiktheid resulteerde in negen categorieën.
Klik hier voor tabel 2 De argumenten kunnen twee kanten op gebruikt worden, dus ter onderbouwing van zowel blijvende als niet- blijvende arbeidsongeschiktheid.

Uit tabel 3 blijkt dat het absolute aantal argumenten per dossier in bezwaar groter is dan in primair. Verreweg de meeste argumenten in primair en in bezwaar gaan over de ‘behandeling’. De bijdrage van het argument ‘ziektebeloop’ is in bezwaar groter dan in primair.

Tabel 3: Overzicht van de frequenties van de gebruikte argumenten in de primaire beoordeling en in bezwaar onderverdeeld in gegrond en ongegrond.

Categorieën
Primaire beoordeling (n=76)
Bezwaar gegrond (n=52)
Bezwaar ongegrond (n=24)
Ziektebeeld
9 (12%)
15 (29%)
8 (33%)
Behandeling
53 (70%)
32 (62%)
17 (71%)
Ziektebeloop
1 (1%)
20 (38%)
6 (25%)
Cliëntgebonden factoren
11 (15%)
11 (21%)
3 (13%)
Prognose behandelaar
0 (0%)
2 (4%)
2 (8%)
FML met blijvende beperkingen
0 (0%)
5 (10%)
11 (46%)
Uitspraak prognose niet mogelijk
6 (8%)
2 (4%)
1 (4%)
Termijn waarop verbetering te verwachten is
0 (0%)
7 (13%)
0 (0%)
Geen argumenten
8 (11%)
1 (2%)
0 (0%)
Totaal aantal gebruikte argumenten
88
96
49
Dit betekent dat de ‘behandeling’ het belangrijkste argument is in de beslissing om IVA toe te kennen (bezwaar gegrond) en om IVA af te wijzen (primaire beoordeling en bezwaar ongegrond). De bezwaarverzekeringsarts gebruikt het ‘ziektebeloop’ zowel voor als tegen het verkrijgen van IVA. Bij een gegrond bezwaar wordt dit alsnog toegekend en bij een ongegrond bezwaar wordt het afwijzen van IVA (verder) onderbouwd.
Wetstechnische argumenten worden niet zo veel gebruikt. Wel wordt het argument ‘FML met blijvende beperkingen’ in bezwaar soms gebruikt ter onderbouwing van het wel of niet kunnen splitsen van de blijvende en niet-blijvende beperkingen in een aparte functionele mogelijkhedenlijst (FML).
Uit deze categorie werd bij één ongegrond bezwaar geconcludeerd dat het opstellen van een FML met blijvende beperkingen niet mogelijk was. In de overige gevallen werd dit wel gedaan, waarvan tien ongegrond en vijf gegrond. In een aantal gevallen werd een bezwaar toegekend met als onderbouwing de tijd waarin verbetering op kan treden. Verbetering was in deze gevallen wel te verwachten, maar niet binnen de termijn waarover de verzekeringsgeneeskundige prognose gaat. In de primaire beoordeling en bij de ongegronde bezwaren kwam dit argument niet voor. Als in bezwaar een ‘uitspraak over de prognose niet mogelijk’ was, werd twee keer gezegd dat ‘meer dan geringe verbetering’ daarom niet beargumenteerd kon worden (bezwaar gegrond) en één keer waren de beperkingen door onvoorspelbaarheid van het medisch beeld nog niet blijvend (bezwaar ongegrond).

Discussie

Deze dossierstudie laat zien dat weinig bezwaar wordt aangetekend bij WIA-beoordelingen maar dat degenen die dat doen een grotere kans op toekenning van IVA hebben. Het effect van een behandeling op de belastbaarheid en het beloop van de ziekte zijn hierbij de belangrijkste gerapporteerde argumenten.

Aantal bezwaren

Uitzoomend naar de gehele populatie valt in eerste instantie het lage aantal bezwaren op (5%). Het aantal bezwaren gericht op een IVA-uitkering is nog lager (2%). Uit gegevens van het UWV blijkt dat dit bij WIA-beoordelingen in de regio Noord de afgelopen jaren rond de 10 procent lag en landelijk rond de 18 procent.8 Onder WIA-beoordelingen vallen naast de WGA 80-100, echter ook de categorieën <35 (geen WIA- uitkering) en WGA 35-80 (gedeeltelijke WIA). Het zou kunnen dat werknemers in de populatie van dit onderzoek minder vaak in bezwaar gaan omdat ze al tevreden zijn met de uitslag. Onwetendheid over de voordelen van een IVA zou ook een rol kunnen spelen. Het relatief hogere percentage werkgevers dat in bezwaar gaat zou verklaard kunnen worden door de genoemde financiële belangen bij IVA.
In iets meer dan de helft van de gevallen wordt een ingediend bezwaar weer ingetrokken. Dit percentage is in deze onderzoekspopulatie hoger dan gemiddeld bij WIA-beoordelingen. De afgelopen drie jaar lag het percentage ingetrokken bezwaren bij WIA-beoordelingen namelijk rond de 30 procent. Als oorzaak hiervan beschreef het UWV dat dit gebeurde na schriftelijke uitleg, telefonisch contact of spontaan.8 Mogelijke verklaringen hiervoor kunnen zijn dat de procedure onbekend is of dat werknemers na arbeidsdeskundig onderzoek toch tevreden zijn met de uitslag van een beoordeling. Deze redenen zijn echter niet gedocumenteerd of verder onderzocht.

Gegronde bezwaren

Het aantal gegronde bezwaren in dit onderzoek is hoger dan uit de cijfers van het registratiesysteem van het UWV naar voren komt. Een mogelijke onderschatting van het aantal gegronde bezwaren komt overeen met de conclusie van Jacobs.5 Dubbel of niet goed registreren in de systemen kunnen hiervoor redenen zijn.5 Ook in dit onderzoek zijn de bezwaarzaken geselecteerd en geanalyseerd afkomstig vanuit de bijbehorende afdeling Bezwaar & Beroep. De studieopzet is daarmee vergelijkbaar.

Argumenten ter onderbouwing van de prognose

Dit onderzoek laat zien dat het effect van een mogelijke behandeling of juist het ontbreken daarvan een centrale plek heeft in de onderbouwing van de prognose door verzekeringsartsen. Eerder kwalitatief onderzoek onder verzekeringsartsen laat het belang zien van medische factoren als behandeling bij de beoordeling van de prognose.9 Dit sluit aan bij jurisprudentie waaruit blijkt dat IVA eerder dan voorheen wordt toegekend wanneer concrete behandelopties ontbreken. Ook dient onderbouwd te worden welk mogelijk resultaat deze behandeling in de individuele situatie van de klant zou kunnen opleveren.10,11
Coping- en herstelgedrag (cliëntgebonden factoren) krijgen op schrift bij alle beoordelingen in dit onderzoek minder aandacht. Mogelijk dat deze argumenten wel indirect overwogen worden bij bijvoorbeeld het beschrijven van de ernst van de beperkingen.
Literatuur over de onderbouwing van de verzekeringsgeneeskundige prognose bij WIA-beoordelingen is beperkt aanwezig.
Een aantal verzekeringsartsen van het UWV gaf door middel van interviews inzicht in hun overwegingen bij het beoordelen van de prognose.9 Vergelijkbare onderwerpen kwamen naar voren zoals ziektebeeld, behandeling en beloop. Ook cliëntgebonden factoren en wetstechnische dilemma’s werden besproken. Anders dan in dit onderzoek kwamen ook artsgebonden factoren naar voren, zoals onder meer (gebrek aan) empathie naar de klant, presentatie van de klant en de eigen ervaring van artsen met een bepaalde ziekte. Het was echter niet duidelijk in hoeverre dit de uitkomst van de beoordeling daadwerkelijk beïnvloedde.
Faas pleit voor afschaffing van het duurzaamheidscriterium omdat deze beoordeling voor verzekeringsartsen niet goed uitvoerbaar is.12 De door Faas beschreven complexiteit van de inschatting van de prognose komt ook in dit onderzoek naar voren. Enerzijds doordat de bezwaarverzekeringsarts geregeld tot een ander oordeel komt dan de primaire verzekeringsarts en anderzijds ook door de precisie waarmee de bezwaarverzekeringsarts lijkt te beargumenteren in vergelijking met de primaire verzekeringsarts. In bezwaar worden namelijk bijna twee keer zoveel argumenten gebruikt om de duurzaamheid te onderbouwen. Daarnaast wordt vaker aangegeven in welke mate (FML met blijvende beperkingen) en op welke termijn nog wel of niet verbetering te verwachten is. De bezwaarverzekeringsarts houdt dan rekening met de aanwezige jurisprudentie.13,14 Mogelijk heeft de bezwaarverzekeringsarts meer tijd en focus om uitgebreider onderzoek te doen naar de prognose.
Zoals ook beschreven door Faas lijkt voor de Centrale Raad de kwaliteit van de argumentatie van belang. Dezelfde soort argumenten kunnen hier dienen ter onderbouwing van zowel het wel of niet toekennen van IVA. Kanttekening hierbij is wel dat in dit onderzoek de gebruikte argumenten per groep weergegeven zijn. De argumenten in een specifiek primair oordeel zijn dus niet vergeleken met de argumenten gebruikt in het bijbehorende bezwaar.

Sterke kanten en beperkingen

Argumenten die verzekeringsartsen gebruiken om de prognose te onderbouwen bij volledige arbeidsongeschiktheid in reële concrete beoordelingen zijn in dit onderzoek inzichtelijk gemaakt. Dit is nog niet eerder onderzocht in deze populatie. Sterk punt van dit onderzoek is dat dit bij zowel primaire beoordelingen als in bezwaar en bij zowel gegronde als ongegronde bezwaren is gedaan. Beperkingen van dit onderzoek zijn de relatief kleine onderzoekspopulatie en dat alleen de dossiers van drie UWV-kantoren zijn onderzocht. De resultaten zijn daarom mogelijk niet volledig te generaliseren naar andere kantoren. Daarnaast wordt in dit onderzoek niet onderzocht wat de invloed is van de onderliggende diagnose(n) op het inschatten van de prognose.

Aanbevelingen voor de praktijk

Dit onderzoek levert aandachtspunten op voor de beoordeling van de verzekeringsgeneeskundige prognose. Zowel de argumenten over behandeling als het ziektebeloop lijken in dit onderzoek belangrijk om in beschouwing te nemen bij het adequaat onderbouwen van de prognose. De kwaliteit van de argumentatie zou in aanvullend onderzoek nog verder uitgewerkt kunnen worden. Zo benadrukt de Centrale Raad het belang van argumentatie die specifiek van toepassing is op de individuele klant.12 Dit betekent bijvoorbeeld een concrete behandeling met de mogelijke invloed daarvan op de belastbaarheid en de termijn waarop die verandering op kan treden. Verder zou dit onderzoek uitgevoerd kunnen worden in meerdere kantoren in het land.

Conclusie

Er wordt weinig bezwaar aangetekend bij een volledige, niet-blijvende arbeidsongeschiktheid. Als er wel bezwaar wordt gemaakt, dan werd dit vaak gegrond verklaard. De behandeling en het ziektebeloop waren de belangrijkste argumenten hiervoor.

Belangenverstrengeling

Geen belangenconflicten. Dit onderzoek is uitgevoerd als onderdeel van de opleiding tot arts Arbeid en Gezondheid bij de NSPOH.

Samenvatting

Achtergrond: werkgevers en werknemers kunnen belang hebben bij een volledige, blijvende arbeidsongeschiktheid (IVA-uitkering). Onderzocht is hoe vaak bezwaar werd aangetekend bij een volledige, niet-blijvende arbeidsongeschiktheid (WGA 80-100) met als doel een IVA-uitkering, hoe vaak dit bezwaar gegrond was en welke argumenten verzekeringsartsen primair en in bezwaar gebruikten om iemand wel of niet blijvend volledig arbeidsongeschikt te beschouwen.
Methode: dossieronderzoek met kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeksmethoden.
Resultaten: van 4958 WGA 80-100 beoordelingen werd 76 maal bezwaar aangetekend waarvan in 68 procent alsnog IVA werd toegekend. Argumenten ter onderbouwing van de prognose werden in negen categorieën ingedeeld. Verreweg de meeste argumenten in alle beoordelingen gaan over de behandeling. In bezwaar is er meer aandacht voor het ziektebeloop.
Conclusie: weinig werknemers / werkgevers gaan in bezwaar, als er wel bezwaar wordt gemaakt leidt dit geregeld tot een IVA-uitkering. Het effect van een behandeling op de belastbaarheid en het ziektebeloop spelen een centrale rol in de argumentatie van de prognose.

Aandachtspunten

  • Er gaan maar weinig werknemers en werkgevers in bezwaar bij een volledige, niet-blijvende arbeidsongeschiktheid.
  • Degenen die wel bezwaar maken om een IVA-uitkering te krijgen, hebben een grote kans op succes.
  • Het effect van een behandeling op de belastbaarheid en het beloop van de ziekte zijn de belangrijkste gerapporteerde argumenten bij de beoordeling van een IVA-uitkering.

Referenties

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen
account, maak dan hieronder een account aan.
Lees ook de spelregels.