Waarom zou je als werkende in een lichamelijk zwaar beroep in je vrije tijd nog actief moeten zijn? Bart Cillekens schreef er een proefschrift over dat hij begin dit jaar aan de Vrije Universiteit Amsterdam verdedigde.
De WHO-richtlijn over lichamelijke activiteit en sedentair gedrag stelt dat bewegen goed is en meer bewegen beter. De minimale wekelijkse dosis voor volwassenen is 150 minuten (2,5 uur) aan matig intensieve lichamelijke activiteit. Te denken valt aan wandelen, fietsen, dansen of tuinieren. En bij voorkeur twee tot drie keer per week spier- en botversterkende oefeningen en balanstraining. Waarom zou je dan als werkende in een lichamelijk zwaar beroep in je vrije tijd nog actief moeten zijn?
De vraag of lichamelijke activiteit op je werk (occupational physical activity, OPA) dezelfde positieve gezondheidseffecten heeft als lichamelijke activiteit in je vrije tijd (leisure time physical activity, LTPA) is het thema van het proefschrift van dr. Bart Cillekens. Twee vragen staan centraal: 1) is lichamelijke activiteit op je werk ook goed voor je gezondheid? en 2) zo nee, helpt het dan om meer lichamelijk actief te zijn in je vrije tijd?
Dr. Bart Cillekens heeft zijn proefschrift succesvol verdedigd op 15 januari 2025 bij de Faculteit der Geneeskunde van de Vrije Universiteit, Amsterdam. Zijn promotieteam bestond uit prof. dr. Allard van der Beek, prof. dr. Willem van Mechelen, dr. Maaike Huijsmans en dr. Pieter Coenen. De cover van dit proefschrift is gemaakt door Donna Beerda.
Persoonsgebonden risicofactoren
Voor een antwoord op vraag 1 heeft Cillekens op basis van een literatuurstudie het bewijs samengevat voor 23 gezondheidsuitkomsten gebaseerd op 17 systematische reviews met in totaal 158 individuele studies. De conclusie is dat een hoge versus een lage OPA gunstige gezondheidseffecten heeft voor onder meer coronaire hartziekte en mentale gezondheid. Daarentegen vertoonde hoge versus lage OPA ongunstige gezondheidsuitkomsten voor onder meer sterfte door alle oorzaken bij mannen en artrose. De mate van zekerheid van het bewijs was veelal laag tot zeer laag volgens GRADE. Tekortkoming was bijvoorbeeld dat onvoldoende rekening is gehouden met persoonsgebonden risicofactoren zoals roken, BMI of alcoholgebruik en dat de mate van lichamelijke activiteit veelal was gebaseerd op zelf-rapportage. In vervolgonderzoek met minder tekortkomingen liet Cillekens zien dat alleen LTPA cardiovasculaire voordelen biedt. Hoge OPA bij mannen verhoogde het sterfterisico door cardiovasculaire oorzaken zelfs.
Lager risico op sterfte
Voor een antwoord op vraag 2 heeft Cillekens onderzocht of LTPA ook gunstige effecten heeft op de uitkomst sterfte door alle oorzaken, onafhankelijk van de mate van OPA. De studie maakte gebruik van data van individuele deelnemers uit 21 cohorten. De resultaten tonen aan dat hogere niveaus van LTPA samenhangen met een lager risico op sterfte door alle oorzaken bij de meeste niveaus van OPA bij mannen én vrouwen. Dus werkenden profiteren van meer lichamelijke activiteit in de vrije tijd, ongeacht de mate van lichamelijke activiteit op het werk.
Paradox van kennis
Tijdens de verdediging van het proefschrift probeerden een aantal opponenten alternatieve redenen aan te dragen voor de lichamelijke activiteit-paradox, zoals dat lichamelijk zwaar werk vaak ook gepaard gaat met blootstelling aan schadelijke stoffen (ongunstig). Een andere reden was dat bij lichamelijk zwaar werk onderscheid moet worden gemaakt tussen energetisch belastend werk, zoals veel lopen (gunstig) versus biomechanisch belastend werk, zoals het uitoefenen van kracht in ongunstige lichaamshoudingen (ongunstig). Het korte antwoord op beide vragen was ‘Hoe meer beweging op het werk de kenmerken van vrije-tijdsbeweging deelt, hoe beter’. Daarmee is de paradox van kennis: ‘Hoe meer je weet, hoe meer je beseft dat je niets weet’ over LTPA en OPA voor een groot deel opgelost.
▶ Paul Kuijer, bewegingsspecialist bij Amsterdam UMC, Afdeling Public & Occupational Health, Nederlands Centrum voor Beroepsziekten en Polikliniek Mens en Arbeid, Amsterdam. Contact: p.p.kuijer@amsterdamumc.nl