Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Wanneer is onderzoek zorgvuldig?

Bas Sorgdrager
Een vrouw met chronische pijnklachten heeft zich arbeidsongeschikt gemeld voor haar werk in de schoonmaak. De gevraagde expertise naar aanleiding van de WIA-beoordeling is naar oordeel van het regionaal tuchtcollege voldoende zorgvuldig uitgevoerd.
Het centraal tuchtcollege denkt er anders over: de in beroep ingeschakelde verzekeringsarts heeft niet alle relevant geachte informatie in het onderzoek betrokken en heeft de invloed van psychosociale factoren onvoldoende kunnen motiveren.

De feiten

Klaagster was tot de arbeidsongeschiktheidsmelding (juli 2018) in deeltijd werkzaam als schoonmaakster. Fysieke gezondheidsproblemen (chronische pijn) hebben de re-integratie belemmerd. De WIA-beoordeling heeft als conclusie 45,6 procent arbeidsongeschikt. Klaagster was het daar niet mee eens en tekende bezwaar en vervolgens beroep aan. Zij meende dat zij volledig arbeidsongeschikt was als gevolg van haar gezondheidsproblematiek en de door haar ervaren belemmeringen. Ten behoeve van de beroepsprocedure benaderde klaagster – via haar advocaat – een onafhankelijk verzekeringsarts met het verzoek onderzoek te verrichten ter beantwoording van de vraag of belastbaarheid en arbeidsongeschiktheidspercentage juist waren ingeschat. De verzekeringsarts heeft daartoe het relevante gedeelte van het medisch dossier van klaagster bestudeerd en haar – door de toen geldende coronabeperkingen – via videobellen in mei 2021 gesproken. Vervolgens heeft hij zijn rapportage uitgebracht.
De verzekeringsarts beschrijft in zijn rapportage dat er bij klaagster sprake is van een uitgebreid lichamelijk klachtenpatroon. Uit de verrichte onderzoeken in de behandelende sector blijken weliswaar wat geringe afwijkingen (onder meer artrose van de wervelkolom), maar daaruit kunnen de chronische pijnklachten van klaagster niet worden verklaard. Ook het feit dat geen enkele behandeling op lichamelijk terrein enig effect had, wijst erop dat de oorzaak van haar klachten niet daar moet worden gezocht, aldus de verzekeringsarts. De verzekeringsarts sluit niet uit dat psychosociale problematiek van invloed is op de klachten. In het dossier en bij zijn eigen onderzoek werden echter geen concrete aanwijzingen gevonden voor enige psychische stoornis. Ook in het huisartsenjournaal werden daarvoor geen aanwijzingen gevonden. De verzekeringsarts concludeert dat de primaire verzekeringsarts en de verzekeringsarts Bezwaar & Beroep in hun rapporten de medische situatie van klaagster correct hebben beoordeeld. Klaagster is naar zijn oordeel wel meer beperkt te achten dan door het UWV aangehouden in de opgestelde FML (functionele mogelijkhedenlijst). Naast de reeds vastgestelde duurbeperkingen komt de verzekeringsarts tot een extra beperking, namelijk de noodzaak van een regelmatig werkrooster.

De klacht

Klaagster verwijt de verzekeringsarts dat hij op onzorgvuldige wijze een rapportage heeft opgesteld, omdat hij geen eigen medisch onderzoek heeft gedaan en geen navraag heeft gedaan bij behandelaars.

Criteria expertiserapport

Een expertiserapport zoals door de verzekeringsarts opgesteld dient aan de volgende criteria te voldoen:

  1. Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;

2. Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;

3. In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;

4. Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en geconsulteerde personen;

5. De rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.

Overwegingen tuchtcollege

Het college toetst of het onderzoek en de rapportage door de verzekeringsarts uit het oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets der kritiek kan doorstaan. Zie bijvoorbeeld de uitspraak ECLI:NL:TGZCTG:2021:19.
Het regionaal tuchtcollege overweegt dat de verzekeringsarts onder meer de beschikking had over het rapport van de verzekeringsarts van het UWV, dat van de verzekeringsarts Bezwaar & Beroep, het huisartsenjournaal en de zich daarin bevindende specialistenbrieven. De informatie in het dossier was inhoudelijk consistent en compleet. Het handelen van de verzekeringsarts voldoet daarmee aan zorgvuldigheid, waardoor de klacht in al haar onderdelen ongegrond is.
In beroep bij het centraal tuchtcollege wordt echter overwogen dat de arts wel onvoldoende zorgvuldig is geweest. De beschrijving van de informatie waarover de arts wel beschikte komt willekeurig over, sommige brieven worden wel genoemd, andere niet zoals gegevens over nadere behandeling. De arts had daarnaar nader onderzoek moeten instellen om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden. Voorts acht het centraal tuchtcollege het onzorgvuldig dat de arts in de medische beschouwing van zijn rapportage de mogelijkheid opwerpt dat psychosociale problematiek een rol speelt in het klachtenpatroon van klaagster, zonder dat hij dit tijdens zijn onderzoek met haar heeft besproken of daar anderszins onderzoek naar heeft verricht. Dit aspect komt in de medische beschouwing van de rapportage plotseling naar voren; er is niets over terug te vinden in de daaraan voorafgaande tekst. Gelet hierop lijkt het te gaan om een ongefundeerde veronderstelling. De relevantie ervan voor de beantwoording van de aan de arts gestelde vragen valt bovendien niet in te zien.
In ditzelfde verband vermeldt de arts in de medische beschouwing dat het hem ter beschikking gestelde huisartsenjournaal geen aanwijzingen bevat voor enige psychische stoornis. Hij tekent daarbij aan dat ‘de huisarts bewust elementen kan hebben weggelaten, ongetwijfeld met als onderliggende argumentatie dat die elementen negatief voor cliënte zouden kunnen werken’. Er is echter geen enkele reden om te veronderstellen dat in deze zaak sprake zou zijn geweest van het bewust weglaten van informatie door de huisarts. Ook van deze opmerking ziet het centraal tuchtcollege daarom de relevantie niet in.

Conclusie

Het centraal tuchtcollege is van oordeel dat de arts de rapportage op onvoldoende zorgvuldige wijze heeft opgemaakt en dat hem daarvan een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De maatregel is een waarschuwing.
Zaak C2022/1461. De volledige tekst van deze uitspraak staat op tuchtrecht.overheid.nl. Reageren? Stuur een e-mail naar tbvredactie@bsl.nl.

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen
account, maak dan hieronder een account aan.
Lees ook de spelregels.