
Marjolein Bastiaanssen, hoofd van de SGBO, opende de bijeenkomst met voorbeelden van zware beroepen. Ze liet zien dat er veel initiatieven zijn om de duurzame inzetbaarheid bij zware arbeid te vergroten, zoals de start van het Expertisecentrum zwaar werk bij TNO dit voorjaar.
Bastiaanssen gaf daarna uitleg over belangrijke ontwikkelingen bij de SGBO. Zo wordt de opleidingscapaciteit verder vergroot om de wachtlijst te verkorten. Samen met de NSPOH en de NVAB wordt een pilot voorbereid voor centrale aanmelding voor de opleiding. Begin 2026 gaat deze van start. Een mooie kans is ook de vacature voor een hoogleraar Arbeidsgerichte netwerkzorg die de Academische Werkplaats Arbeid en Gezondheid van het Radboudumc moet gaan versterken.
Voorkom beroepsziekten

Toen was de beurt aan Frits van Rooy, hoogleraar Vroegsignalering en preventie van beroepsziekten bij de Universiteit Utrecht. Hij hield een pleidooi om veel beter op te letten of werkenden ziek worden van hun werk. Nu is 4,6 procent van de ziektelast het gevolg van werkgebonden factoren en sterven er jaarlijks zo’n 4100 mensen aan een beroepsziekte. Deze sterfte wordt vooral veroorzaakt door blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Zo ontstaat 10 procent van de gevallen van longkanker door carcinogene stoffen op het werk.
Van Rooy heeft hoge verwachtingen van het in kaart brengen van ieders ‘exposoom’, een term geïntroduceerd door kankerepidemioloog Christopher Paul Wild. Het exposoom betreft de optelsom van alle externe expositie waaraan een individu blootstaat, die in combinatie met diens genoom van invloed is op het ontstaan van ziekte. Het gaat hierbij dus niet alleen om werkgerelateerde expositie, maar ook om luchtkwaliteit, voeding, leefstijl, stress, sociale omstandigheden et cetera. Gelet op de veelheid aan factoren met flinke individuele verschillen pleit van Rooy voor de introductie van persoonlijke blootstellingsdossiers, die bij preventie kunnen worden benut.

Uiteindelijk gaat het om wat er in het lichaam gebeurt. Van Rooy sprak daarom ook over het in kaart brengen van het ‘metaboloom’, de verzameling van alle metabolieten, via bijvoorbeeld urine- of bloedmonsters. Op dit gebied kan steeds meer en er vindt veel onderzoek plaats om nieuwe technieken te ontwikkelen die te benutten zijn bij preventie en vroegsignalering. In dit kader is het van belang dat het Nederlands Kenniscentrum Arbeid en Longaandoeningen (NKAL) een toxicologiepoli heeft geopend.
Zorgnetwerk vergroot de kans op hervatting

Vervolgens sprak Paul Kuijer, die als bewegingswetenschapper verbonden is aan het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB) bij het Amsterdam UMC. Kuijer liet een foto zien van het grondpersoneel op een luchthaven. Het lukt maar niet om hun werk fysiek minder zwaar te maken. Dat lijkt het gevolg van desinteresse in de sector. Andere sectoren boeken namelijk wel vooruitgang. Voor vuilnisophalers is er bijvoorbeeld veel verbeterd toen de zware metalen vuilnisbakken werden vervangen door afvalzakken en rolcontainers. Een ander voorbeeld betreft het afstrijken van vloeren. Door de introductie van handige hulpmiddelen hoeft dat niet meer geknield te gebeuren en wordt knieartrose voorkomen. Haast futurologisch was de afbeelding die Kuijer liet zien van een machine waaruit de bestrating van een wegdek rolt. Zo’n innovatie draagt belangrijk bij aan het voorkomen van bewegingsapparaatklachten.
Kuijer liet vervolgens cijfers zien over de beperkte terugkeer naar werk na een orthopedische ingreep. Als het werk te zwaar is, is er een grote kans op een recidief. Interessant is daarom het BAAS-zorgpad (Back At work After Surgery) dat is ontwikkeld binnen het Nij Smellinghe ziekenhuis in Drachten. De orthopedische zorg is hier vanaf het begin mede gericht op terugkeer naar werk. Een arbeidsdeskundige brengt de werksituatie in kaart en vijf weken na de operatie overleggen alle betrokkenen online: de patiënt, bedrijfsarts, arbeidsdeskundige, fysiotherapeut en behandelaars uit het ziekenhuis. De werkgever krijgt zo nodig gericht advies over aanpassingen die terugkeer naar werk vergemakkelijken. Dat leidt tot een vroegere start, snellere volledige hervatting en een hoger percentage patiënten dat na een jaar weer werkt.
Beoordelen van dienstgeschiktheid

Na de pauze vertelde Allard van der Sluis over zijn taken als verzekeringsarts bij de marine. Hij is commandant van het Bureau Bijzondere Medische Beoordelingen. Deze beoordelingen verlopen niet volgens de richtlijnen van de WIA. Bij de krijgsmacht wordt onderscheid gemaakt tussen arbeidsgeschiktheid en dienstgeschiktheid. Bij dat laatste gaat het om de vraag of iemand lichamelijk en psychisch fit genoeg is om mee te doen aan een militaire oefening of uitzending. Die eisen zijn zwaarder dan voor arbeidsgeschiktheid.
Wanneer iemand langdurig dienstongeschikt is, betekent dat het einde van de militaire loopbaan. Van der Sluis en zijn collega’s onderzoeken dan of iemands lichamelijke of psychische beperkingen ‘dienstgerelateerd’ zijn. De kernvraag daarbij is of de gezondheidsproblemen zijn ontstaan tijdens ‘actieve dienst’ (tijdens een oefening of uitzending). Het maakt dus uit of je hardnekkige schouderklachten ontwikkelt op de kazerne of thuis, of tijdens een militaire missie. In het laatste geval kan een bijzondere invaliditeitsverhoging (BIV) of militair invaliditeitspensioen (MIP) worden toegekend.
Van der Sluis vertelde dat PTSS een belangrijke rol speelt bij langdurige uitval van militairen. De kans op traumatische ervaringen tijdens uitzendingen is aanzienlijk. Hij noemde voorbeelden, zoals beschoten worden, het zien van onrecht of menselijk leed en de confrontatie met ernstig gewonden of dodelijke slachtoffers in de eigen eenheid. Gelet op alles wat militairen zo kunnen meemaken, is verrassend dat de kans op PTSS bij militairen (4 tot 9 procent) niet veel afwijkt van die voor Nederlandse volwassenen (7,4 procent). Van der Sluis noemde ook cijfers voor andere risicoberoepen. De politie komt op 7 procent, de brandweer op 3 tot 5 procent. Ambulance- en ziekenhuispersoneel komt wat hoger uit dan de algemene bevolking met percentages van 12, respectievelijk 15.
Ook een conducteur heeft zwaar werk

De ochtend werd afgesloten door Teun van der Heijden, die vertelde hoe hij was vastgelopen als conducteur bij de NS. Wisselende diensten, fysieke belasting (veel staan en lopen), onbegrip en agressie van reizigers, incidenten zoals aanrijdingen en suïcidepogingen werden hem te veel toen er ook thuis wat speelde.
Binnen NS gebeurt er veel om medewerkers op te vangen. Na een incident mag je je dienst eerder afronden en word je opgevangen door collega’s (de ‘vangrail’). Ook is professionele hulp mogelijk. Wanneer je in de herstelfase na verzuim nog niet op de trein kunt werken, krijg je tijdelijk andere taken. Van der Heijden raakte zo betrokken bij de voorbereiding van een pilot om verslaafden en daklozen aan te spreken die een groot deel van hun dag op Utrecht Centraal doorbrengen. Het doel is overlast te beperken. Na zijn herstel is hij zelf voor een jaar aangesteld als interventiemedewerker. Hij gaat nu met ‘mensen met onbegrepen gedrag’ in gesprek. Van der Heijden biedt ze een kop koffie of thee aan en brengt mensen als ze dat willen in contact met een hulporganisatie. Hij vindt dit mooi werk om te doen en hoopt dat hij er mee door kan gaan.
Na de lunch volgt doorgaans een sociaal programma. Het sportprogramma dat dit jaar stond gepland, was vanwege de hitte gecanceld.
Joost van der Gulden is TBV-redacteur
contact: joost.vandergulden@icloud.com