Isabella Spaans studeerde Communicatie en gaf na haar studie zo’n tien jaar les aan de universiteit, bij Sociale Wetenschappen. ‘Toen waren de tijdelijke aanstellingen op en om les te blijven geven, moest ik eigenlijk wel promoveren,’ vertelt ze. ‘Dat wilde ik ook wel, dus daar ben ik toen mee begonnen.’ Via-via kwam ze bij het UMC Utrecht terecht, bij Diversiteit en Inclusie. ‘Er ging een wereld voor me open. Alles waar ik als docent geen tijd voor had, zoals heel veel lezen en schrijven, kon als promovendus wel.’
‘Dat betekende wel dat ik als die-hard sociaal wetenschapper ineens in de geneeskunde-faculteit was,’ vertelt ze. ‘Dat was wel een andere wereld. Maar het was bevredigend om daar een modus in te vinden.’ Ze begon haar promotietraject met een carte blanche. ‘Toen heeft mijn promotor me op sleeptouw genomen langs allerlei aspecten van Diversiteit en Inclusie in de medische wereld. En een uitspraak die ik maar bleef horen, was: “studenten met een migratieachtergrond hebben meer rolmodellen nodig”. Dat bleef bij me hangen.’
Waar hoor je thuis?
Er was al wel onderzoek gedaan naar rolmodellen in medisch onderwijs, maar dat ging anders dan bij Diversiteit en Inclusie. ‘In het onderzoek dat ik vond, was het uitgangspunt: een arts is een rolmodel. Het ging niet over voor welke studenten, die werden als één groep gezien. Maar rolmodel zijn gaat verder dan het laten zien hoe je een hechting zet,’ vertelt ze. ‘Het gaat om het krijgen van een sense of belonging, waar hoor je thuis, welke vervolgopleiding moet je kiezen.’
In eerder onderzoek werd het idee altijd beschreven vanuit het perspectief van de opleider. ‘Dit zijn de eigenschappen van een excellente arts, dan ben je een rolmodel.’ Uit haar onderzoek blijkt dat de definitie van een rolmodel juist sterk is ingegeven door het perspectief van de student. ‘Zij nemen juist van alle artsen iets mee, het is een mozaïek. Ze hadden niet één excellente arts die ze als rolmodel zagen, maar zagen positieve en negatieve voorbeelden in verschillende mensen.’ In haar eerste interviewstudie, met artsen met een migratie-achtergrond, was dat een belangrijke conclusie. ‘Ze stelden zelf een soort fantasie-rolmodel samen.’
Inspirerend
Het startidee van het promotieonderzoek van Spaans was om te onderzoeken wat bijdraagt aan een betere studie-ervaring bij geneeskunde, met een focus op rolmodellen voor studenten met een migratie-achtergrond. ‘Dus gingen we praten met recente alumni, die konden erop terugblikken,’ vertelt ze. ‘We konden aan hen vragen hoe het is om een ondervertegenwoordigde geneeskunde-student te zijn, wie waren hun rolmodellen?’ Haar verwachting was dat dit een gemakkelijke vraag zou zijn, dat ze drie artsen zouden noemen en Spaans verder kon. ‘Maar het was een humbling experience, het bleek een moeilijke vraag. Het ging meer over of ze überhaupt rolmodellen hebben en wat rolmodellen eigenlijk zijn.’
De eerste studie was heel waardevol, vertelt Spaans. ‘Daar hebben we veel van geleerd en dat werd leidend in de vervolgstudies. Het idee van een mozaïek kwam al snel op, ze noemden allerlei mensen waar ze iets van hadden geleerd en dat waren ook niet allemaal mensen van de opleiding. Ook ouders, vrienden, kennissen en buren kwamen voorbij.’ Er was tijdens de eerste interviews nog geen controlegroep, dus de volgende stap was een kwantitatief onderzoek, een grote enquête onder alle geneeskundestudenten van de acht UMC’s. En daarna deed zich de mogelijkheid voor om een enquête te doen onder alle studenten van de Universiteit Utrecht, van alle faculteiten.’ De vergelijking tussen geneeskundestudenten en studenten van zes andere faculteiten wordt binnenkort gepubliceerd.
De verschillen tussen studenten met en zonder migratie-achtergrond waren verwaarloosbaar, vertelt Spaans. ‘Er waren veel overeenkomsten en ze kiezen rolmodellen om dezelfde redenen. Het enige verschil is wel dat ze rolmodellen die op hen lijken qua etnische en culturele achtergrond omschrijven als meer inspirerend. Dan zien ze niet alleen een goede arts, maar ook een goede arts die op hen lijkt.’ Dat spreekt aan. Een rolmodel moet ook weer niet té groots en onbereikbaar zijn, dan werkt het demotiverend. ‘Er zijn studenten die bij wijze van spreken al op hun vierde wisten dat ze chirurg willen worden, maar sommige studenten weten het aan het einde van hun studie nog steeds niet.’
Tussen geneeskundestudenten en studenten van andere faculteiten zijn er wel veel verschillen. ‘Rolmodellen zijn veel alomtegenwoordiger dan bij andere faculteiten en opleidingen. Dat hebben we voor een groot deel begrepen vanuit de praktijkgerichte aard. Arts worden is voor een belangrijk deel werkplek-leren,’ zegt ze. Het begrip ‘rolmodel’ leeft ook meer in de opleiding. ‘In evaluatie-formulieren zie je dit ook terug. Dat is anders dan bij andere universitaire opleidingen.’
Grip krijgen
Een aandachtspunt is natuurlijk wel dat cultureel ondervertegenwoordigde studenten per definitie minder rolmodellen hebben die op hen lijken, zegt Spaans. ‘Op basis van mijn onderzoek is te zeggen dat het voor hen moeilijker is om die inspirerende mozaïek van rolmodellen te leggen.’
Na haar promotieonderzoek was ze nog niet klaar met het onderwerp. ‘Ik ben er de afgelopen 6,5 jaar mee bezig geweest, maar ik had er nog wel 10 jaar mee door gekund. Het is de gift that keeps on giving.’ Parallel aan het afronden van het proefschrift startte ze Rolmodel, een onderneming waarmee ze lezingen en workshops verzorgt, onderzoek doet en advies geeft. ‘Het is eigenlijk vrij organisch ontstaan, ik kreeg al vaak de vraag om een praatje te komen geven en kwam daardoor mijn theoretische cocon uit. Wat kunnen we in de praktijk met mijn onderzoek?’ Er bleek interesse vanuit opleiders en bestuurslagen om meer te weten over rolmodellen. ‘Er is grip te krijgen op dit onderwerp als je opleiders en studenten vertelt over wat een rolmodel eigenlijk is. Je kunt namelijk niet veel met het idee dat een rolmodel gewoon een goede arts is die laat zien hoe het werk moet.’
Ze geeft nu nascholingen aan opleiders over hun rolmodelfunctie. ‘Dat is echt geweldig, ik krijg de ene eye-opener na de andere, deze nascholingen voeden mij ook,’ zegt ze. ‘Eigenlijk leg ik een loep op een proces dat toch al plaatsvindt, maar waar ze bewuster mee om kunnen gaan, daar hebben zowel opleiders als studenten profijt van.’ Ze spreekt met opleiders over voorbeeldgedrag en informeel en sociaal leren, maar ook over representatie van artsen uit een minderheidsgroep.
Dit doet ze volgens de mozaïekmethode, die ze heeft ontwikkeld op basis van haar onderzoek, vanuit de vraag vanuit de praktijk. ‘Er was behoefte aan een soort hands-on-methode. Het loont om bewust stil te staan bij wat er in de praktijk al gebeurt.’ Onlangs gaf ze een les bij bij het programma Gezondheidswetenschappen voor Zorgprofessionals van de opleiding Klinische Gezondheidswetenschappen, waar werkende zorgprofessionals uit (kleine) paramedische vakgebieden nog geen representatieve rolmodellen hebben. ‘We gaan met hen bekijken wie er dan toch in het mozaïek zitten, wat ze meenemen van verschillende personen. Daaraan kun je zien wat zij kennelijk belangrijk vinden en wie ze willen zijn. Door naar anderen te kijken, kun je op jezelf reflecteren.’
Zelf bepalen
Een goed voorbeeld van wat je met het concept van rolmodellen kan, is volgens haar The Next Level Dokter, een initiatief van 14 opleidingen voor artsenberoepen buiten het ziekenhuis. ‘Zij spelen hier goed in op rolmodellen, ook al benoemen ze dat niet zo. Mensen in Nederland hebben bij het woord rolmodel toch al snel het idee van “dat bepaal ik zelf wel”.’ Op de site is een diverse groep extramurale artsen te zien, waar veel mensen zich in kunnen herkennen.’
Dit kan bijvoorbeeld goed van pas komen bij het oplossen van tekorten in bepaalde velden in de zorg, zoals de bedrijfs- en verzekeringsgeneeskunde, die ook zijn aangesloten bij The Next Level Dokter. Spaans heeft nog veel meer ambities voor Rolmodel. ‘Ik ben niet klaar voordat ik alle medisch specialisten in Nederland heb gesproken,’ zegt ze. ‘Ik gun het ze allemaal om meer te halen uit wat ze toch al doen.’ Uiteindelijk zou ze het ook willen uitrollen buiten de zorg. ‘Maar dat is allemaal voor de toekomst.’