Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Communicatie tussen verzekeringsarts en arbeidsdeskundige kan beter

Diederik Wieman
Verzekeringsarts Arthur Schulte deed onderzoek naar het contact tussen arbeidsdeskundigen en verzekeringsartsen bij de claimbeoordeling. Betere communicatie kan het beoordelingsproces efficiënter maken, is een van de conclusies. Maar dan moeten verzekeringsartsen wel duidelijker aangeven wat ze concreet bedoelen.
Talma Penning winnaar Arthur Schulte (l) en Sjef Wijnen, voorzitter van de Talma-jury.

‘Contact gezocht. Waarom, waarover en hoe overleggen arbeidsdeskundigen met verzekeringsartsen?’ is de titel van het onderzoek dat Arthur Schulte deed in het kader van zijn opleiding tot verzekeringsarts. Hij won er de Talma Penning 2022 mee. De jury noemt het “een uiterst relevant, fraai uitgevoerd en op de praktijk gericht, kwalitatief onderzoek. Een helder en goed geschreven artikel, de discussie is sterk qua opbouw en de aanbevelingen zijn bruikbaar.”

Uitdagingen

Via het onderzoek wilde Schulte in kaart brengen welke redenen UWV-arbeidsdeskundigen hebben om bij de WIA- en eerstejaarsziektewetbeoordeling te overleggen met de verzekeringsarts en hoe dat overleg praktisch verloopt. Inzicht hierin kan de communicatie en efficiëntie verbeteren. En dat is belangrijk, vindt Schulte. ‘UWV heeft nogal wat uitdagingen als het gaat om het wegwerken van dossiers. Als we het proces efficiënter maken, kunnen we wellicht ook meer beoordelingen doen zodat cliënten sneller weten waar ze aan toe zijn.’

Interpretatie

Uit het kwalitatieve onderzoek blijkt dat arbeidsdeskundigen vooral moeite hebben met de interpretatie van open normen en vage toelichtingen in de FML. Dit leidt tot extra overleggen, met name over de toelaatbaarheid van overschrijdingen van gestelde beperkingen, de geschiktheid van mogelijke functies en de uitkomst van de beoordeling.

Volgens Schulte leidt de vertaalslag van het verzekeringsgeneeskundige werk naar dat van de arbeidsdeskundige vaak tot onduidelijkheid.  ‘Als de verzekeringsarts in de FML stelt dat een cliënt een beperking heeft op lopen, weet de arbeidsdeskundige niet wat de medische oorzaak is, terwijl dat wel van belang kan zijn bij het duiden van functies. Het maakt immers nogal verschil of de beperking is veroorzaakt door bijvoorbeeld een botbreuk of artrose.’ Ook andere details kunnen van belang zijn: om welk been gaat het? Of wordt de beperking veroorzaakt door een probleem met de voet? Loopt de cliënt met krukken? Kan hij af en toe een opstapje nemen of een schuine helling? Schulte: ‘Het zijn voor de arbeidsdeskundige belangrijke details waar je als verzekeringsarts misschien niet zo snel bij stil staat. Als die informatie ontbreekt moet de arbeidsdeskundige contact opnemen met de verzekeringsarts om dat na te vragen. Dat lukt vaak niet direct, waardoor de arbeidsdeskundige de rapportage niet kan afronden. De verzekeringsarts moet weer in het dossier duiken, de cliënt voor de geest halen. Ook dat kost weer extra tijd en werk.’

Verfijning

Een van de conclusies van het onderzoek is dan ook dat beter moet worden gekeken waar arbeidsdeskundigen bij hun beoordelingen tegenaan lopen. ‘Als verzekeringsartsen gedetailleerdere achtergrondinformatie geven, kun je onnodig overleg voorkomen. Je kunt vermelden dat het om een gebroken been gaat en dat de cliënt na een paar weken weer alles kan. Of aangeven dat het om artrose gaat in combinatie met overgewicht. Laat cliënt dus ook maar niet te zwaar tillen of traplopen, want dat maakt het alleen maar erger. Aan dit soort verfijningen is behoefte.’ Schulte vindt overigens niet dat de arbeidsdeskundige onder het afgeleid beroepsgeheim moet vallen. ‘Het zijn geen artsen dus de vraag is of ze medische informatie juist interpreteren. De diagnose gaat de arbeidsdeskundige ook niet helpen om tot een betere match te komen tussen beperkingen, medische problemen en een geschikte functie. De diagnose is voor het arbeidsdeskundig werk niet de kern; de ene persoon met depressie komt zijn bed niet uit, terwijl de ander een uur per dag wandelt en vrijwilligerswerk doet om onder de mensen te komen.’ Volgens Schulte moet je goed kijken naar de informatie die de arbeidsdeskundige wel verder helpt. Uit het onderzoek blijkt dat jongere artsen makkelijker dit soort medische achtergrondinformatie delen met de arbeidsdeskundigen dan de oudere generatie. Maar artsen zitten wel met een dilemma: de tuchtrechter kan ze op de vingers tikken. ‘We moeten daarom de juiste modus vinden, zonder de grens van het medische beroepsgeheim te overschrijden. Maar zoals met alle regels is ook hier ruimte voor interpretatie.’

Communicatie

In het onderzoek is ook gekeken naar de manier waarop arbeidsdeskundigen en verzekeringsartsen met elkaar communiceren. Sinds corona wordt er meer hybride gewerkt en is er sprake van minder fysiek contact. Je kunt niet meer even binnenlopen met een vraag. Het meeste gaat telefonisch of per mail. Schulte: ‘Ook uit eerder onderzoek blijkt dat het voor interdisciplinair samenwerken belangrijk is om elkaar te zien, te kennen en vaardigheden met elkaar te delen. Dat levert betere communicatie op en een beter resultaat. Een tweede voordeel is dat mensen het ook leuker vinden om op deze manier te werken.’

Overleg

Een van de aanbevelingen is dan ook dat verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen elkaar vaker moeten zien. ‘Je zou maandelijks kunnen bespreken waar je tegenaan loopt. Of een bepaald thema bespreken. Daarnaast moet je eigenlijk elke week informeel overleg hebben over lopende zaken. Dat kan live of via Teams. We moeten nadenken hoe we dat proces gaan inrichten en op welke manier we gegevens met elkaar delen.’

Meer weten? Lees hier het hele onderzoeksartikel van Arthur Schulte.

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen
account, maak dan hieronder een account aan.
Lees ook de spelregels.