De overleving van mensen met kanker verbetert. Ook verzekeringsartsen die arbeidsongeschiktheidsbeoordelingen doen, hebben daar in toenemende mate mee te maken. Zij kunnen daardoor ethische dilemma's ervaren bij de beoordeling van de belastbaarheid van mensen met een beperkte levensverwachting door kanker.
Met beperkte levensverwachting wordt hier bedoeld een levensverwachting van meer dan 12 maanden of een onbekende en beperkte levensverwachting in combinatie met de vaststelling dat iemand uitbehandeld is. Mensen in de palliatieve fase kunnen immers een langere periode overleven, met vaak een onzekere prognose. Moet de verzekeringsarts in deze gevallen de belastbaarheid vaststellen, met als mogelijke consequentie dat een cliënt weer aan het werk moet? Of moet de wens van de cliënt om wel of niet te werken de doorslag geven? Ethische dilemma’s spelen een rol in de verzekeringsgeneeskunde.1 Morele overwegingen en besluitvorming spelen een rol in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid.2-4 Om beter inzicht te krijgen in het proces van een dergelijke beoordeling is de vraagstelling in dit onderzoek: Welke morele dilemma’s, morele waarden en ethische gezichtspunten spelen een rol bij de verzekeringsgeneeskundige beoordeling bij mensen met een beperkte levensverwachting door kanker?
Methode
Om de onderzoeksvraag te beantwoorden werd een kwalitatieve studie gedaan met twee semigestructureerde groepsinterviews. De deelnemers vormden een gelegenheidssteekproef. Het eerste interview werd gehouden met twee vrouwelijke verzekeringsartsen van verschillende kantoren van het Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen (UWV): een ervaren verzekeringsarts en een verzekeringsarts in opleiding. Het tweede interview werd gehouden met drie mannelijke verzekeringsartsen van hetzelfde UWV-kantoor: twee ervaren verzekeringsartsen en een verzekeringsarts in opleiding. De deelnemers werden vooraf geïnformeerd over doel en opzet van de studie.
De twee groepsinterviews werden afgenomen in oktober en november 2017. Aan de hand van de mediprudentiecasus hiervoor en een topiclijst bespraken de deelnemers welke overwegingen een rol kunnen spelen bij de WIA-beoordeling. De geluidsopnames van de interviews zijn getranscribeerd en thematisch geanalyseerd. De tekstfragmenten zijn gecodeerd en geclusterd per thema (morele waarde). Het resultaat hiervan is getoetst op herkenbaarheid bij een andere ervaren verzekeringsarts; dit leverde geen wijzigingen op. Naast de bekende waarden weldoen, niet-schaden, rechtvaardigheid en respect voor autonomie5 spelen bij dit morele dilemma nog andere waarden een rol. Om de verschillende waarden in kaart te brengen en tegen elkaar af te wegen is gebruikgemaakt van het Utrecht stappenplan voor moreel beraad.6
Resultaten
De onderzoeksresultaten worden hieronder gepresenteerd aan de hand van de vijf stappen van het stappenplan. De verschillende waarden worden toegelicht met behulp van voorbeelden en tekstfragmenten uit de interviews.
Stap 1: Welke vragen roept deze casus op?
Bij de WIA-beoordeling van de cliënte in de casus liepen de verzekeringsartsen tegen verschillende vragen en dilemma’s aan. Het betreft hier vragen als: is het wel zinvol om tijd en energie te steken in een belastbaarheidsonderzoek en hoe groot is de kans dat cliënte nog kan werken? Het centrale dilemma is het wel of niet vaststellen van belastbaarheid bij een 31-jarige vrouw met een cervixcarcinoom met onzekere prognose. Tabel 1 illustreert de vragen en dilemma’s die naar voren zijn gekomen in de interviews. Zo gaven de verzekeringsartsen aan dat dilemma’s ontstaan door (uitspraak 1) tegengestelde belangen zoals die van cliënte versus maatschappij (uitspraak 1) , door verschillen in interpretatie van prognosecijfers (uitspraak (2), door het botsen van het eigen rechtvaardigheidsgevoel met de letter van de wet (uitspraak 3 en 4) en door tekortkomingen in de uitvoering van beoordelingen (uitspraak 5).
Tabel 1.
Vragen en dilemma’s
1
|
V1: Verzekeringsgeneeskundig in het kader van efficacy en efficiency, dan heel veel moeite doen, belastbaarheid, AD onderzoek..
|
2
|
V5: Jij zegt 50% overlevingskans, alsof dat heel slecht is, alsof zij nog een jaar leeft.
|
3
|
V1: Kijk, het moet niet minder dan 35 worden. Dan zou ik me diep schamen als dat er hier uit zou komen bij mij.
|
4
|
V5: Mensen zullen het niet acceptabel vinden dat wij zeggen dat die mevrouw belastbaar is.
|
5
|
V4: (…) maar in hoeverre moet je nou al die uitvoeringsproblemen die we dagelijks zien laten meewegen in de aard van je advies?
|
Stap 2: Wat is de morele vraag? Welke handelings- mogelijkheden staan op het eerste gezicht open? Welke feitelijke informatie ontbreekt nu?
De centrale morele vraag is: moet de verzekeringsarts bij deze 31-jarige vrouw met een cervixcarcinoom met onzekere prognose en overlevingsduur de belastbaarheid vaststellen en afhankelijk van het oordeel aansturen op re-integratie, ondanks haar wens om niet meer te werken en haar resterende levenstijd te besteden aan de zorg voor haar kind? De handelingsmogelijkheden zijn: (1) de belastbaarheid van cliënte vaststellen en indien van toepassing aansturen op re-integratie en (2) de cliënte beschouwen als niet belastbaar (en dus arbeidsongeschikt verklaren).
De informatie die ontbreekt betreft de visie van cliënte: uit de mediprudentiecasus blijkt dat zij nu last heeft van forse restklachten en tot weinig in staat is, maar haar wensen en toekomstvisie zijn onduidelijk.
Stap 3a: Wie zijn bij de morele vraag betrokken en wat is het perspectief van ieder van de betrokkenen?
De verschillende stakeholders en hun belangen worden geïllustreerd in tabel 2. De belangrijkste bevindingen zijn (1) voor cliënte en haar familie is welzijn een belangrijke factor; (2) voor het zelfvertrouwen van cliënte kan het goed zijn te onderzoeken wat ze nog wél kan; (3) de verzekeringsarts vindt professioneel handelen belangrijk; (4) de maatschappij heeft belang bij een rechtvaardige verdeling van publieke middelen.
Tabel 2.
Waarden en belangen
1
|
Cliënte
|
V5: Ik denk zelf: ik doe haar tekort als ik zeg: “U kan helemaal niks.” Ik doe haar tekort als ik nu zeg: “U bent uitgeschakeld.” Ik doe haar juist goed als ik zeg: “Mevrouw, u bent belastbaar, u kunt wel wat.”
|
2
|
Verzekeringsarts
|
V2: Dus alles wat plausibel is, komt ook in jouw professionele statuut, jouw kennis en jouw waarden; dan ga je dat onderbouwen.
|
3
|
Maatschappij
|
V4: (…) dan investeer je gemeenschapsgeld in iets waarvan je van tevoren al weet dat het niet gaat werken.
|
4
|
UWV
|
V2: Ik bedoel: als je GBM zegt, dan hoeft de AD niet aan de slag te gaan; voor de manager is het ook gunstig, dan zijn we heel snel klaar.
|
5
|
Cliënte en familie
|
V4: (…) in deze situatie rust creëren, genieten van de levensjaren die haar dan nog resten, het is overleven.
|
Stap 3b: Welke argumenten zijn relevant voor de beantwoording van de morele vraag in deze casus?
De waarden en argumenten worden gekoppeld aan verschillende ethische perspectieven: het gevolgenperspectief, het beginselperspectief, het deugdenperspectief en het zorg-ethisch perspectief. Vervolgens worden ze toegelicht met behulp van de uitspraken in de tabellen 3 tot en met 6.
Vanuit het gevolgenperspectief zijn bij de overwegingen van de verzekeringsarts verschillende waarden relevant (tabel 3). Vanuit dit perspectief worden de gevolgen van een handeling of het nalaten van een handeling beschouwd. De belangrijkste zijn: het respecteren van de autonomie van cliënte, het bevorderen van haar geluk en welzijn en de doelmatige inzet van publieke middelen. Uitspraak 1 is een argument dat pleit voor het vaststellen van de belastbaarheid. De uitspraken 2 tot en met 7 pleiten ervoor cliënte te beschouwen als niet belastbaar.
Tabel 3.
Gevolgenperspectief
1
|
Bevorderen autonomie
|
V3: (…) en dan zie je dat, hoe eerder dat gebeurt, hoe beter mensen weer richting werk gaan en zie je ook hoe mensen hier veel voldoening uit halen en weer een nieuw toekomstbeeld hebben.
|
2
|
Bevorderen geluk
|
V2: (…) mama thuis, afscheid kunnen nemen als het moet.
|
3
|
Rol als moeder bevorderen
|
V4: (…) dat ik haar niet haar mogelijk laatste jaren met haar enige kind, nog de kwaliteit daarvan wil doorkruisen.
|
4
|
Bevorderen welzijn
|
V4: (…) ook dat je haar niet wilt belasten, want ze heeft al weinig energie en A die belasting zal ze ook niet goed begrijpen, waarom dat moet, en B ja dat zal haar energie kosten, die zal ze niet aan haar eigen leven en aan haar kind kunnen wijden. Want zo lang heeft ze niet meer.
|
5
|
Doelmatige inzet publieke middelen
|
V1: (…) kijk ik ook naar de workload, wat iemand moet doen om tot een bepaald resultaat te komen, en euh met een casus waarin het allemaal niet zo rooskleurig is, ja neig ik de ene keer toch wat sneller naar GBM.
|
6
|
Doelmatige inzet publieke middelen
|
V3: (…) stel ze heeft nog maar twee jaar tot aan haar pensioen, dan zou ik daar eigenlijk heel anders in staan.
|
7
|
Effectiviteit re-integratie
|
V2: (…) bij een werknemer met een FML van 35-80 kan dat ook een negatieve invloed hebben want hé zij is ziek, naar mijn gevoel kan ze nu ook niks, maar ze wordt gepusht door ons om te gaan werken; denk maar na wat voor invloed dat kan hebben op een ziek persoon die nu met herstel bezig is.
|
Vanuit het beginselperspectief 1 zijn de waarden in tabel 4 relevant. Vanuit dit perspectief worden de rechten en plichten die een rol spelen beschouwd.
Tabel 4
. Beginselperspectief
1
|
Wettelijke plicht
|
V3: Ik kijk altijd: voldoet ze aan de criteria? In deze casus voldoet ze niet aan de criteria, en dan ga je een FML invullen.
|
2
|
Gelijke behandeling
|
V4: Je wilt iemand in de gelijke omstandigheden ook dezelfde beoordeling geven.
|
3
|
Respect voor wens cliënte
|
V2: Mij gaat het er puur om haar te vragen wat haar wens is en dat geeft ook een indruk over hoe zij tegen haar eigen situatie aankijkt.
|
4
|
Eigen rechtvaardigheidsgevoel
|
V3: Ja dat zou wel heel onrechtvaardig overkomen als zij geen uitkering krijgt.
|
5
|
Respect voor autonomie
|
V1: De kans is groot dat het niet lang goed zal gaan, dus ik vind dat ze ook het recht heeft zelf te beslissen.
|
De belangrijkste zijn: het volgen van de wettelijke criteria, gelijke behandeling van gelijke gevallen, respect voor de wens van cliënte en het eigen rechtvaardigheidsgevoel. De uitspraken 1 en 2 zijn argumenten die pleiten voor het vaststellen van de belastbaarheid. De uitspraken 3 tot en met 5 pleiten ervoor cliënte te beschouwen als niet belastbaar.
Vanuit het deugdenperspectief zijn de waarden in tabel 5 relevant. Vanuit dit perspectief wordt beschouwd welke morele kwaliteiten van de beoordelaar(s) een rol spelen. De belangrijkste zijn: het belang van objectiviteit, betrouwbaarheid, billijkheid, professionaliteit en zorgvuldigheid in het handelen van de arts. De uitspraken 1 tot en met 3 zijn argumenten die pleiten voor het vaststellen van de belastbaarheid. De uitspraken 4 tot en met 9 kunnen ervoor pleiten cliënte te beschouwen als niet belastbaar.
Tabel 5.
Gevolgenperspectief
1
|
Objectiviteit
|
V5: (…) probeer ik die wetten en regels toe te passen gelijk aan iedereen.
|
2
|
Objectiviteit
|
V1: En als zij dat echt nog ziet zitten om wat te doen, ja, dan stel ik nog steeds mijn FML op conform zoals ik dat altijd zal doen.
|
3
|
Betrouwbaarheid
|
V3: Ik zou geen fraude plegen om die mevrouw een uitkering te geven.
|
4
|
Billijkheid
|
V4: (…) dus ook weer de geest van de wet hè, het gaat erom dat je iemand niet lastig moet vallen als je vrijwel zeker weet dat het nooit meer beter wordt.
|
5
|
Zorgvuldigheid
|
V1: Ik zal toch zelf nog eens even Pubmed of Uptodate induiken om even te kijken of dit daadwerkelijk zo is.
|
6
|
Professionaliteit
|
V1: Het is eigenlijk allebei en het is dus voor mij uit consistentie, een stukje empathie. (… ) Het is ook een stukje van gehoord voelen, gehoord zijn.
|
7
|
Professionaliteit
|
V1: Ik refereer naar het Borstkankerprotocol; daarin wordt heel duidelijk de eigen wens van iemand meegenomen.
|
8
|
Professionaliteit
|
V4: (…) dan heb ik bij mijn beslissing, als ik zou beslissen om het medisch 80-100 te maken, een beter gevoel dan als ik het volgens de regels zou doen.
|
9
|
Billijkheid
|
V4: (…) maar als zij in twee van die drie criteria al niet goed functioneert, dan vind ik dat je mag zeggen dat ze dat, wij noemen dat dan marginaal belastbaar.
|
Vanuit zorg-ethisch perspectief zijn de waarden in tabel 6 relevant. Vanuit dit perspectief wordt de goede zorg in een bepaalde context beschouwd.
Tabel 6
. Zorg-ethisch perspectief
1
|
Zorgzaamheid
|
V5: (…) dat vind ik gewoon een heel mooi iets om een signaal te geven, een motiverend signaal.
|
2
|
Zorgzaamheid
|
V3: Hoe eerder dat [die re-integratie] gebeurt, hoe beter mensen weer richting werk gaan, en zie je ook hoe mensen hier veel voldoening uit halen, en weer een nieuw toekomstbeeld hebben.
|
3
|
Zorgzaamheid
|
V2: Zij heeft een ernstige ziekte, met toch duidelijk minder overlevingskansen. Dat weten we nog niet precies hoe dat gaat lopen, en dan vind ik dat je moet kijken naar wat mensen zelf nog willen met hun tijd.
|
4
|
Zorgzaamheid
|
V4: Los van het feit dat je bij die cliënt ook een hele hoop overhoop haalt, als we het dan toch over de kwaliteit van leven hebben.
|
De belangrijkste is: zorgzaamheid ten aanzien van cliënte. De uitspraken 1 en 2 zijn argumenten die pleiten voor het vaststellen van de belastbaarheid. De uitspraken 3 en 4 kunnen ervoor pleiten cliënte te beschouwen als niet belastbaar.
Stap 4a: Wat is het gewicht van de argumenten in deze casus?
Het meest naar voren komend, relevant en houdbaar zijn de argumenten die het welzijn en de autonomie van cliënte voorstaan, die pleiten voor een doelmatige inzet van publieke middelen, en die passen in het juridisch kader en bij het eigen rechtvaardigheidsgevoel.
Stap 4b: Welke handelingsmogelijkheid verdient op grond van deze afweging de voorkeur?
Hiervoor moeten beide handelingsopties worden onderzocht. Als de verzekeringsarts de belastbaarheid van cliënte vaststelt, wordt voldaan aan de wettelijke plicht; eventuele benutbare mogelijkheden, hoe marginaal ook, moeten immers worden ingezet. Op langere termijn kan deelname aan de maatschappij het welzijn van cliënte bevorderen. Echter, de wens van cliënte wordt hiermee niet gerespecteerd; het is bovendien onzeker of een verplichte re-integratie haar welzijn op korte termijn zal verbeteren en of de inzet van publieke middelen hiervoor doelmatig is; ten slotte botst deze optie mogelijk met het eigen rechtvaardigheidsgevoel.
Als de verzekeringsarts er voor kiest de belastbaarheid van cliënte niet vast te stellen, wordt de autonomie van cliënte gerespecteerd en zal haar welzijn op korte termijn toenemen doordat ze de kans krijgt te herstellen en voor haar kind te zorgen. Mogelijk strookt dit ook beter met het eigen rechtvaardigheidsgevoel. Echter, bij deze optie wordt weliswaar gehandeld in de geest van de wet, maar wordt niet strikt voldaan aan de juridische verplichtingen, en bestaat het risico op ongelijke behandeling van soortgelijke gevallen. Ook wordt cliënte door deze keuze mogelijk belemmerd in deelname aan de maatschappij, mede door capaciteitstekort bij de herbeoordelingen.
Stap 5: Wat is het juiste om te doen?
Binnen de interviewgroepen kwamen veel verschillende dilemma’s aan de orde. Dat tekent de complexiteit van de vraagstelling. Er werd geen consensus bereikt; echter, de meerderheid van de artsen zou in deze casus geen belastbaarheid vaststellen wegens bovenstaande overwegingen. Een compromis zou kunnen zijn om de belastbaarheid pas op een later moment vast te stellen. Daarmee respecteert de verzkeringsarts op korte termijn de wens van cliënte en respecteert hij haar autonomie. Op langere termijn houdt de verzekeringsarts rekening met zowel het juridisch kader als met de mogelijkheid om weer deel te nemen aan de maatschappij.
Discussie
Uit de resultaten blijkt dat verzkeringsartsen verschillende dilemma’s ervaren bij de WIA-beoordeling van mensen met een beperkte levensverwachting door kanker. De meest in het oog springende dilemma’s betreffen de vraag wat het beste is voor het welzijn van cliënt, wat de meest doelmatige en rechtmatige inzet van publieke middelen is, en hoe de verzekeringsarts moet omgaan met conflicterende waarden, zoals respect voor autonomie versus rechtsgelijkheid, en billijkheid versus onpartijdigheid. Het feit dat er veel verschillende dilemma’s aan bod kwamen tijdens de groepsinterviews tekent de complexiteit. De meerderheid van de artsen zou in deze casus besluiten om de belastbaarheid niet vast te stellen, met als mogelijk nadeel dat cliënte geen re-integratiemogelijkheden heeft en daarmee minder toekomstperspectief. Deze dilemma’s zijn ook in eerdere onderzoeken naar voren gekomen. Naast de wettelijke criteria worden bij de beoordeling van de belastbaarheid ook psychologische, fysieke, medische, en werk- en omgevingsfactoren betrokken.7 Eerder onderzoek laat zien dat er geen consensus is over het wel of niet vaststellen van belastbaarheid bij mensen met een beperkte levensverwachting, dat de definitie van beperkte levensverwachting niet eenduidig is en dat praktische verzekeringsgeneeskundige criteria voor het vaststellen van de belastbaarheid ontbreken.8
Vergelijkbare dilemma’s komen ook voor bij andere geneeskundige specialismen. Uit onderzoek onder medisch specialisten blijkt dat het ontbreken van consensus een rol speelt bij dilemma’s op het gebied van medisch handelen, professionaliteit en integriteit.9 Ook worden dilemma’s ervaren omtrent rechtvaardigheid, de autonomie van de patiënt en bij conflicten tussen belangen van partijen en professioneel gedrag.10 Hieruit blijkt dat artsen in een andere setting dan de verzekeringsgeneeskunde ook dilemma’s ervaren ten aanzien van professionaliteit, integriteit en het bewaken van belangen van de patiënt.
Sterke punten en beperkingen
Deze studie is vernieuwend omdat er nog weinig onderzoek is gedaan naar morele waarden die een rol spelen bij de verzekeringsgeneeskundige beoordeling. Deze zijn nu op een systematische manier en vanuit verschillende ethische perspectieven onderzocht; de dilemma’s zijn gestructureerd beschreven. Enkele kanttekeningen kunnen worden geplaatst bij de kwaliteit van de uitvoering van dit onderzoek. De resultaten komen voort uit twee groepsinterviews met in totaal slechts vijf deelnemers, waardoor de in kaart gebrachte overwegingen en standpunten niet compleet zullen zijn. Daarnaast is vanwege de beperkte tijd voor het onderzoek de codering alleen op herkenbaarheid getoetst door een tweede lezer en is geen dubbele codering toegepast. Dit beperkt de geloofwaardigheid van de onderzoeksresultaten, want die leunt op de interpretatie van één onderzoeker.
Conclusie
Verzekeringsgeneeskundige beoordelingen van mensen met een beperkte levensverwachting door kanker zijn complex. Voor verzekeringsartsen kunnen overwegingen vanuit morele waarden een nuttig hulpmiddel zijn, maar ze leiden niet vanzelfsprekend tot meer consensus. Door de verschillende ethische gezichtspunten en daarbij behorende morele waarden te onderzoeken, en op basis daarvan te argumenteren, zal de verzekeringsarts het verzekeringsgeneeskundig oordeel steviger kunnen onderbouwen.
Er zijn geen belangenconflicten.
Literatuur
1.
Wind H, Cornelius B. How to handle dilemmas in insurance medicine. TBV 2018; 7: 376-378.
2.
Snels IAK. Dilemma van de verzekeringsarts: Ziektewet voortzetten of beëindigen? TBV 2010; 10: 484-487.
3.
Dreijer G, van Doggenaar I. Dilemma voor de verzekeringsarts: is laat beter dan nooit? TBV 2018; 4: 179-181.
4.
Weel ANH. De rol van ethiek bij het hanteren van professionele dilemma’s. TBV 2007;10: 490-497.
5.
Beauchamp TL, Childress JF. Principles of Biomedical Ethics, 6th edition. New York: ., (p 12-13), 2009.
6.
Bolt LLE, Verweij MF, van Delden JJM. Ethiek in praktijk. Zesde druk, Koninklijke Van Gorcum BV, 2007, 17-31.
7.
van Muijen P, Duijts S, Kornet-van der Aa D, et al. WIA-beoordeling na behandeling voor kanker; welke factoren weegt de verzekeringsarts? TBV 2017; 25: 158-163.
8.
Muller E., Hoving J. Visie van verzekeringsartsen op de claimbeoordeling van mensen met een beperkte levensverwachting. TBV 2018; 10: 533-537.
9.
Bringedal B, Isaksson Rø K, Magelssen M, et al. Between professional values, social regulations and patient preferences: medical doctors’ perceptions of ethical dilemmas. Journal of Medical Ethics 2018; 44: 239-243.
10.
Lurie SG. Ethical Dilemmas and Professional Roles in Occupational Medicine. Social science and medicine 1994; 38 (10): 1367-74.
Casus
Cliënte is een 31-jarige kapster die voorheen 27 uur per week werkte. Na ziekmelding in verband met cervixcarcinoom bleek operatieve verwijdering niet mogelijk omdat de tumor was vastgegroeid aan de buik-baarmoederwand. In een operatie werden de ovaria omhoog geplaatst om ze uit het bestralingsgebied te halen; daarna werden positieve lymfeklieren verwijderd. Verdere behandeling bestond uit chemo- en radiotherapie. Na behandeling waren er forse restklachten, met name zeer ernstige vermoeidheidsklachten. Overige klachten waren: rugklachten, handklachten (pijn en krachtsverlies) en chronische sinusitis frontalis.
Cliënte is een alleenstaande moeder met een dochter van 6 jaar. Overdag komt ze tot weinig: ze zorgt voor haar dochter, doet wat kleine dingen, neemt regelmatig rust en gaat elke middag slapen. Ze krijgt veel hulp van haar ouders en van een buurvrouw die haar dochter naar school brengt en weer ophaalt. Tweemaal per week heeft ze huishoudelijke hulp voor het zwaardere werk.
Cliënte volgt nu twee middagen in de week een revalidatietraject en merkt nog niet veel verbetering. Het traject duurt nog twee maanden.
Informatie gynaecoloog/oncoloog: er is sprake van stadium 2A1 plaveiselcelcarcinoom van de cervix met lymfogene metastasen links en rechts, hoogste positieve klier ter hoogte van communis links. Via mediane onderbuikslaparotomie werd een klierdebulking verricht met transpositie van de ovaria naar de bovenbuik. Vervolgens werd cliënte in opzet curatief behandeld middels chemoradiatie. Twaalf weken na de laatste bestraling werd geen residu gezien. Bij routine-follow-up geen aanwijzingen voor recidief, wel recidiverende buikpijnklachten. De vijfjaarsoverleving is ongeveer 50%. Cliënte heeft geen leefregels gekregen.
Cliënte ziet het werk op dit moment absoluut niet zitten, heeft te veel klachten om thuis goed te kunnen functioneren. Zij geeft aan niet meer te willen terugkeren naar haar werk, maar de haar resterende tijd te willen besteden aan de verzorging en opvoeding van haar kind.
Samenvatting
Onderzoeksvragen: Kan ethische reflectie bijdragen aan een betere onderbouwing van de verzekeringsgeneeskundige beoordeling van mensen met een beperkte levensverwachting door kanker? En welke morele dilemma’s, morele waarden en ethische gezichtspunten spelen daarbij een rol?
Methode: Vijf artsen namen deel aan twee semigestructureerde groepsinterviews waarbij met behulp van ethische reflectie een mediprudentiecasus besproken werd. De interviews werden opgenomen, getranscribeerd en thematisch geanalyseerd.
Resultaten: Ethische dilemma’s van verzekeringsartsen waren divers, zoals: afwegingen over de manier waarop het welzijn van de cliënt het best bevorderd kan worden, hoe publieke middelen doelmatig en rechtmatig kunnen worden ingezet; afwegingen ten aanzien van respect voor autonomie en rechtsgelijkheid, billijkheid en onpartijdigheid, zorgzaamheid en betrokkenheid.
Conclusie: Ethische reflectie kan bijdragen aan een betere onderbouwing van de verzekeringsgeneeskundige beoordeling bij mensen met een beperkte levensverwachting door kanker. De belangrijkste ethische vragen zijn: de vraag naar wat het beste is voor het welzijn van de cliënt; wat de meest doelmatige en rechtmatige inzet van publieke middelen is; en hoe de verzekeringsarts moet omgaan met conflicterende waarden, zoals respect voor autonomie versus rechtsgelijkheid, en billijkheid versus onpartijdigheid.
Aanbevelingen voor praktijk en verder onderzoek
Ethische reflectie is zinvol bij WIA-beoordelingen bij mensen met een beperkte levensverwachting door kanker. Om hier vaardig in te worden is scholing belangrijk, zowel binnen de beroepsopleiding tot verzekeringsarts als via bij- en nascholingen. Om meer inzicht te krijgen in de waarde van ethische reflectie voor de oordeelsvorming van verzekeringsartsen moet dit onderzoek worden herhaald met meer deelnemers en een robuustere onderzoeksmethodiek. Daarnaast zou het naar voren brengen en onderzoeken van de gezichtspunten van de cliënt zelf een goede aanvulling zijn.
Summary
Insurance physicians face ethical dilemmas during disability evaluations of patients with a limited life-expectancy due to cancer. Using semi-structured interviews insurance physicians reported several ethical dilemmas, including which moral values play a role and which ethical points of view can be acknowledged by means of ethical reflection. The application of ethical reflection has value during disability assessment and should be further supported in practice.