Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Onderzoek AIOS bedrijfs- en verzekeringsgeneeskunde

Sijbranda Woudstra
Inge Geilen
Op 5 juli 2022 werd bij de NSPOH opnieuw een minisymposium gehouden waarbij zes bedrijfs- en verzekeringsartsen in opleiding de kans kregen de (voorlopige) resultaten van hun wetenschappelijk onderzoek te presenteren. Het was een interessante ochtend met afwisselende inhoud die voor beide vakgebieden relevant was.

Minisymposium 5 juli 2022

Waarde telefonische anamnese bij buitenlandse arbeidsongeschiktheidsbeoordelingen

In de internationale verzekeringsgeneeskundige gevalsbehandeling is men gewend de einde-wachttijd-beoordelingen voornamelijk op stukken af te handelen, deels vanwege EU-verordeningen. Onderzocht werd of een telefonische anamnese gericht op participatie, afgenomen door een medisch secretaresse, aanleiding geeft om de al eerder opgestelde functionele mogelijkhedenlijst aan te passen. De invloed van de anamnese bleek beperkt te zijn; in de meeste gevallen werden er geen wijzingen gedaan. Wanneer dit wel het geval was, nam het aantal beperkingen toe, meestal met slechts 1 punt, en voornamelijk in rubriek 4 (dynamisch handelen). In dit onderzoek is niet gekeken of de wijzigingen ook leidden tot een wijziging in het arbeidsongeschiktheidspercentage, maar dit lijkt niet aannemelijk. Daarbij is een deel van de doelgroep lastig telefonisch bereikbaar. De meerwaarde van de telefonische anamnese lijkt dus beperkt.

Inzet medische interventies in de Ziektewet

Een AIOS werkzaam bij het UWV heeft onderzocht hoeveel medische interventies de afgelopen vijf jaar bij het UWV werden ingezet. In deze periode bleken ruim 6500 interventies te zijn ingezet. Landelijk was een grote spreiding te zien. De meest ingezette interventie was de korte fysieke training. Daarnaast werd kwalitatief onderzoek gedaan naar de overwegingen van de verzekeringsartsen om een interventie wel of niet in te zetten. Reden om het wel te doen waren het bevorderen van de participatie en onvermogen van cliënten om reguliere behandeling zelf te bekostigen. Werkdruk en de administratielast waren redenen om juist geen interventie in te zetten. A(N)IOS gaven vaker aan niet goed op de hoogte te zijn van de mogelijkheden. De ondervraagde artsen zagen positieve effecten van de ingezette interventies. Het lijkt daarom zinvol om de bekendheid van de mogelijkheid van het inzetten van interventies tijdens de Ziektewet te vergroten.

Lichamelijk onderzoek bij beperkingen hand- en vingergebruik

In een ander kwalitatief onderzoek binnen UWV werd onderzocht wat de afwegingen van verzekeringsartsen zijn om lichamelijk onderzoek wel of niet te gebruiken bij het vaststellen van beperkingen in hand- en vingergebruik. De voornaamste reden om lichamelijk onderzoek te doen was om te bepalen hoe zwaar beperkingen kunnen worden aangerekend. De ondervraagde artsen gaven aan naast het lichamelijk onderzoek zelf het gedrag van de klant te observeren en te beoordelen tijdens het spreekuur en te specificeren waar het probleem zit. Daarnaast vertelde men nooit beperkingen vast te stellen op basis van lichamelijk onderzoek alleen. Het bepalen van beperkingen op repetitief handelen werd als zeer lastig ervaren, omdat dit in de spreekuursetting moeilijk onderzocht kan worden. De aanbeveling is om beperkingen in hand- en vingergebruik alleen vast te stellen na het doen van lichamelijk onderzoek, gezien de grote impact hiervan op het arbeidsongeschiktheidspercentage. In de discussie kwamen vragen naar boven over bekwaamheid in het doen van handonderzoek en effect van scholing hierin.

Long COVID en ervaren belemmeringen

Zeer actueel was het onderzoek naar ervaren belemmeringen onder patiënten met Long COVID die aangemeld waren bij C-support en een jaar na besmetting nog klachten ervaarden. Er werd gebruik gemaakt van een bestaande vragenlijst over ervaren belemmeringen (VEB). Daarnaast werd naar dagelijkse activiteiten en rolvervulling gevraagd. De eerste resultaten lieten zien dat de meerderheid vrouw, hoogopgeleid (HBO) en voornamelijk werkzaam in zorg en onderwijs was. Er werden zowel op fysiek als mentaal vlak belemmeringen benoemd. De mentale belemmeringen werden vaker en als meer belemmerend genoemd dan lichamelijke belemmeringen. Wat rolvervulling betreft bleek een meerderheid minder te zijn gaan werken of helemaal te zijn gestopt. Een kanttekening is de selectiebias; patiënten dienen zichzelf aan te melden bij C-support.

Multidisciplinaire behandeling bij lage rugpijn

In de herziene NVAB richtlijn ‘lage rugpijn en lumboradiculair syndroom’ adviseert men bij lage rugpijn langer dan 12 weken verwijzing naar multidisciplinaire behandeling te overwegen. Naar aanleiding hiervan is onderzocht in hoeverre werknemers met lage rugklachten werden verwezen voor multidisciplinaire behandeling. Eén zesde van de onderzochte populatie bleek te zijn verwezen, echter pas na gemiddeld 18 weken. Voorspellers voor verwijzing waren langere verzuimduur en meer dan twee eerder ingezette interventies. Mogelijk was de herziene richtlijn ten tijde van het onderzoek nog onvoldoende bekend bij de bedrijfsartsen. Ook werd bij dit onderzoek door de bedrijfsartsen gewerkt met taakdelegatie, waardoor cliënten pas na 12-13 weken door bedrijfsarts gezien werden.

Voorspellen verzuimduur, wie wint? Bedrijfsarts of werknemer?

Werkgevers willen voor hun bedrijfsvoering graag inzicht in de verzuimduur. Hiervoor wordt gekeken naar het oordeel van de bedrijfsarts. Voor zover bekend is niet eerder onderzocht of de bedrijfsarts dit adequaat kan voorspellen. Wel is bekend dat de verwachting van een werknemer voorspellend is voor de verzuimduur. Dit was voor een AIOS Bedrijfsgeneeskunde aanleiding om te onderzoeken of bedrijfsartsen de verzuimduur beter kunnen voorspellen dan de werknemers. Er werd een prospectief cohort onderzoek verricht. Uit de voorlopige resultaten onder 39 werknemers, bleek dat in ongeveer 75% van de gevallen de bedrijfsarts de verzuimduur beter voorspelt dan de werknemer. Ook werd bevestigd dat de werknemer in het algemeen niet eerder hersteld is dan zijn eigen voorspelling.

Sijbranda Woudstra, aios Verzekeringsgeneeskunde NSPOH
Inge Geilen, aios Verzekeringsgeneeskunde NSPOH
Rianne Honigh – de Vlaming, Onderzoeksscholing NSPOH
Correspondentie en bij interesse in de onderzoeken: r.honigh@nspoh.nl

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen
account, maak dan hieronder een account aan.
Lees ook de spelregels.