Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Tuchtrecht voor de verzekeringsarts werkzaam bij of voor UWV

Mr. drs. Anaika Schippers-Juergens
De Tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg hebben als hoofddoel het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg. Hierdoor wordt de patiënt beschermd tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen van een zorgverlener. Dit draagt mede bij aan het professionaliseren en optimaliseren van de verzekeringsgeneeskunde. Daarnaast kent het tuchtrecht een tweede doel, namelijk het bestraffen van onprofessioneel gedrag.
Door dit tweede doel wordt een tuchtprocedure, mede gezien recente publicaties hierover, in de praktijk veelal niet als stimulerend, maar als negatief en verlammend ervaren. Bij verzekeringsartsen kan een tuchtklacht, ook indien de claim is afgewezen, gevolgen hebben voor zijn opstelling bij de volgende beoordeling.
Dit gegeven is aanleiding geweest om de medische tuchtzaken die in de afgelopen jaren gespeeld hebben bij verzekeringsartsen, artsen werkzaam bij of voor UWV, aan een nadere beschouwing te onderwerpen. Hierbij is, gekeken naar de hoeveelheid zaken, werkwijze en ervaringen met de procedure, leerpunten en, zeer recentelijk nog, de wijzigingen binnen de wet BIG die het medisch tuchtrecht betreffen.

Medische tuchtzaken bij UWV

Bij een medische tuchtzaak kunnen de klager en de arts zich laten bijstaan door een gemachtigde. De wet BIG schrijft niet voor dat de bijstand moet worden gegeven door een advocaat. De arts kan kiezen of bijstand gewenst is. Sommige artsen hebben hiervoor zelf een verzekering afgesloten voor juridische bijstand. In verband met de gevolgen voor de artsen, biedt UWV artsen die beoordelingen voor UWV doen, juridische bijstand aan als zij in het kader van de werkzaamheden voor UWV geconfronteerd worden met een medische tuchtzaak. De arts kan een jurist toegewezen krijgen die hem of haar gedurende de procedure bij het RTG (Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg) en eventueel ook in beroep bij het CTG (Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg) zal bijstaan.
Het voordeel voor de arts is dat er ondersteuning gegeven wordt door een jurist die goed bekend is met de uitvoering van de sociale zekerheid en de praktische gang van zaken hierbij. Deze jurist kan bovendien bij complexe inhoudelijke vraagstukken advies inwinnen bij het juridisch kenniscentrum van het UWV. In de praktijk maken nagenoeg alle artsen gebruik van dit aanbod.

Aantallen en doorlooptijd

Voor de vijf Regionale Tuchtcommissies en het Centraal Tuchtcollege toont het aantal binnengekomen klachten enige stijging in de afgelopen jaren. Voor de RTG’s bedraagt dit in 2018 1644 en voor het CTG is dit in 2018 483. Hiervan maken verzekeringsgeneeskundige zaken slechts een relatief klein aandeel uit, 2,7% in zowel de publieke en private sector (tabel 1 en 2)

Tabel 1 Totaal aantal uitspraken Tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg5
Totaal
Waarvan AAG-Vg
%
RTG’s
Waarvan AAG-Vg
CTG
Waarvan AAG-Vg
2011
1265
46
3,6
1024
36
241
10
2012
1374
48
3,5
1056
31
318
17
2013
1462
37
2,5
1118
24
344
13
2014
1472
51
3,5
1125
41
347
10
2015
1457
50
3,4
1064
31
393
19
2016
1892
43
2,3
1567
28
325
15
2017
2539
65
2,6
1946
51
593
14
2018
2127
58
2,7
1644
41
483
17
Tabel 2 Aantal medische tuchtzaken UWV
Totaal
Waarvan uitspraak gegrond
RTG’s
CTG
2017
45
2 (4%)
28
17
2018
44
3 (7%)
26
18
Bij het aantal medische tuchtklachten waarvoor binnen het UWV bijstand is verleend, wordt deze toename niet gezien. In de afgelopen jaren waren dat ongeveer 45 zaken per jaar waarvan ongeveer 60% RTG-zaken en 40% CTG-zaken (tabel 2). De klachten hadden voor het merendeel betrekking op de bejegening, geen dan wel onzorgvuldig onderzoek, het nalaten medische informatie in te winnen, onzorgvuldig rapporteren, ten onrechte niet laten contrasigneren, schenden van het medisch beroepsgeheim en het niet blijven binnen de eigen deskundigheid.
De doorlooptijd voor een zaak bij het RTG is in de afgelopen vijf jaar gedaald van gemiddeld 268 dagen naar gemiddeld 146 dagen. Voor het CTG is er in deze periode een daling geweest van gemiddeld 346 dagen naar gemiddeld 246 dagen. Hierdoor is de tijd dat zowel de arts als de klager in onzekerheid zitten beduidend teruggedrongen. Landelijk wordt in ongeveer 15% van alle tuchtzaken een sanctie opgelegd, bij verzekeringsartsen komt het in ongeveer 5% van de gevallen tot een gegrondverklaring. De opgelegde sanctie betrof dan veelal een waarschuwing. Incidenteel is een berisping gegeven. Ook kwam enkele keren voor dat de zaak gegrond geacht werd, maar geen maatregel werd opgelegd. Dit omdat de arts inmiddels maatregelen had genomen om herhaling in de toekomst te voorkomen.

Mogelijke uitspraken van een tuchtcollege zijn:

  • Niet ontvankelijk verklaring: bijvoorbeeld bij verjaring.
  • Afwijzing: als de zaak ongegrond is of onvoldoende gewicht heeft.
  • Gegrondverklaring zonder opleggen van een maatregel.
  • Gegrondverklaring met opleggen van een maatregel: de mogelijke maatregelen zijn:
    • waarschuwing
    • berisping
    • geldboete
    • schorsing
    • bevoegdheidsontzegging
    • doorhalen van de inschrijving in het register.

De procedure

Als een klager een medische tuchtklacht indient wordt een vaste procedure doorlopen. Deze procedure is gebaseerd op wetsartikelen in de Wet BIG en wordt meer in detail omschreven in het reglement van het RTG en CTG.1 Nadat de klager de klacht heeft ingediend bij een Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, wordt deze doorgezonden aan de arts met het verzoek hierop te reageren door middel van een verweerschrift. Het verweerschrift wordt door het college vervolgens doorgestuurd naar de klager. Het is vervolgens aan het college of het nog een schriftelijke fase (repliek en dupliek) toestaat. Beide partijen wordt de gelegenheid geboden tot een mondelinge toelichting door middel van een mondeling vooronderzoek (MVO). Dit is een gesprek tussen klager en de arts waarbij de secretaris van het college aanwezig is en het gesprek leidt. Hierbij kan de secretaris nog aanvullende informatie inwinnen bij de klagende en verwerende partij. Dit kan vooral gezien worden als een poging om te onderzoeken of een minnelijke oplossing nog mogelijk is, waarbij klager de klacht intrekt. Als er vanuit beide partijen geen behoefte is aan een MVO of nadat het MVO heeft plaatsgevonden zal het college beslissen of het een terechtzitting nodig vindt. Als het college nog aanvullende vragen heeft aan klager of de arts, zal het een zitting plannen. Als er geen verdere vragen zijn, heeft het college de mogelijkheid de zaak in de raadkamer te bespreken. Na de zitting of bespreking in de raadkamer volgt binnen zes weken een uitspraak. Tegen uitspraken van het RTG kan de klager (voor zover de klacht ongegrond of niet ontvankelijk is geacht) of de arts (voor zover de klacht gegrond is geacht) beroep aantekenen bij het CTG. Hier is de procedure grotendeels dezelfde als bij het RTG, behalve dat in deze fase geen MVO wordt aangeboden. Een uitspraak van het CTG is definitief, er is geen hoger beroep mogelijk.

Overwegingen van het college

Het Medisch Tuchtcollege toetst bij zijn beoordeling aan de tuchtnormen van artikel 47 van de Wet BIG. Voor de verzekeringsarts is dit door jurisprudentie nog preciezer aangegeven, door toetsingscriteria te geven waaraan een verzekeringsgeneeskundig rapport moet voldoen. Deze criteria zijn:

1.

Het rapport vermeldt feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;

2.

Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;

3.

In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;

4.

Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;

5.

De rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.2
Het college doet hierbij een volle toetsing van het onderzoek dat de basis vormt van de rapportage. De conclusie van de rapportage wordt hierbij marginaal getoetst. Er wordt alleen gekeken of de conclusie kan volgen uit de bevindingen uit de rapportage.3

Leerpunten

De uitspraken van de tuchtcolleges voor de gezondheidszorg bieden, naast de kaders vanuit wetgeving en richtlijnen, ook leerpunten voor het handelen van de verzekeringsarts. Hoewel hiermee geen sluitende wijze gevonden wordt om de beoordeling ’tuchtzaken-proof’ te maken, zijn hieruit wel bruikbare aanwijzingen te distilleren. De belangrijkste hiervan vloeien voort uit de vijf criteria die eerder zijn genoemd. Draag er zorg voor dat bij de verslaglegging van de beoordeling duidelijk is aangegeven wat de beweegredenen zijn voor het handelen of nalaten tijdens een beoordeling en onderbouw ook de conclusies duidelijk. Heb hierbij ook altijd aandacht voor de proportionaliteit en subsidiariteit. Bedenk welke gegevens strikt noodzakelijk zijn in het kader van de beoordeling en op welke wijze deze informatie gegeven kan worden met zo min mogelijk prijsgeven van gevoelige persoonlijke informatie van de klant, medisch of anderszins.
Ook voor houding en gedrag van de arts tijdens een medische tuchtzaak zijn er adviezen te geven. De tuchtcolleges letten hier sterk op. Er wordt namelijk vanuit het college altijd op gelet of de arts zich toetsbaar en leerbaar opstelt. Een houding waarbij de arts tijdens de procedure begrip toont voor de gevoelens van de klager en ook eventuele leerpunten voor de toekomst benoemt, wordt altijd als positief ervaren. Dit houdt niet in dat de visie van klager gevolgd hoeft te worden door de arts. Als arts is het belangrijk een evenwicht te vinden tussen het adequaat voeren van verweer, maar hierbij wel oog hebben voor de positie van een klager.
Ten slotte is het procedureel van belang om je altijd te blijven realiseren dat procederen riskeren is. Als een zaak bij een RTG gegrond geacht wordt, moeten er stevige inhoudelijke gronden zijn voor de arts om hiertegen beroep aan te tekenen. Het adagium ‘baat het niet dan schaadt het niet’ geldt hier niet. Hoewel het aantekenen van beroep de mogelijkheid biedt dat het CTG alsnog tot een ongegrondverklaring komt, is er ook een processueel risico dat het college de volharding van de arts ziet als gebrek aan zelfinzicht en op grond daarvan een verdergaande maatregel oplegt (bijvoorbeeld een berisping in plaats van een waarschuwing).

Actuele veranderingen vanuit de Wet BIG

De Wet BIG, die per 1 april 2019 gewijzigd is, bevat enkele veranderingen die relevant zijn bij medische tuchtzaken. Zaken om rekening mee te houden zijn de volgende:

  • De tweede tuchtnorm is veranderd. Voorheen besloeg het alleen een ‘handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg’. Nu is het verruimd en is toegevoegd het ‘handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt’. Hierdoor kan al het handelen en nalaten van de arts onder de tweede tuchtnorm vallen.
  • Er is griffierecht ingevoerd van € 50. Dit bedrag moet door de klager bij het indienen van een tuchtklacht betaald worden. Als de klacht gegrond verklaard wordt, kan het tuchtcollege de aangeklaagde arts veroordelen dit bedrag en overige kosten die de klager redelijkerwijs heeft moeten maken, te betalen in het kader van de proceskostenveroordeling.
  • Het college kan de arts verplichten om op de zitting te verschijnen.
  • Berispingen en boeten worden alleen nog openbaar gemaakt als dit door het college in het belang van de individuele gezondheidszorg wordt geacht.4

Conclusie

Hoewel het meemaken van een tuchtprocedure voor de arts spanningen met zich mee kan brengen, is het een procedure die voor de verzekeringsgeneeskunde positief is omdat deze bijdraagt aan het verhogen van de kwaliteit van het eigen vakgebied. Kennis van de procedure en de wijze waarop een zorgvuldige beoordeling door het tuchtcollege kan plaatsvinden, kan bijdragen aan het toenemen van het vertrouwen in het eigen handelen en voorkomen van onnodige spanningen bij een klacht.

Literatuur

1.

Reglement van de Regionale Tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg; Reglement van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg vanaf 1 april 2019

2.

CTG 20 september 2012, ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2089

3.

Wervelman EJ, Coffing PPC. Bedrijfs- en verzekeringsartsen en tuchtrecht. Deel III: Onzorgvuldig rapporteren, Tijdschrift voor Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde 2007;8:363-365.

4.

GZR updates 2019 1.03: Wet BIG, H. VII, art 47 t/m 78.

5.

Jaarcijfers Tuchtcolleges GZ: https://www.tuchtcollege-gezondheidszorg.nl/over-de-tuchtcolleges/jaarcijfers-tuchtcolleges

Aandachtspunten:

  • Juridische bijstand bij een medische tuchtzaak heeft meerwaarde.
  • Verzekeringsgeneeskundige tuchtzaken leiden (meestal) niet tot de zwaardere sancties.
  • Het is belangrijk bij beoordelingen de vijf criteria aan te houden waaraan een verzekeringsgeneeskundig rapport moet voldoen.
  • Het medisch tuchtrecht is een methode om de kwaliteit van het vakgebied te verhogen.

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen
account, maak dan hieronder een account aan.
Lees ook de spelregels.