Bedrijfsartsen communiceren veel met werkgevers en werknemers via de e-mail. Hiermee zijn oordelen en adviezen vastgelegd. Bedrijfsartsen moeten zich realiseren dat een e-mail kan worden ingebracht in een gerechtelijke procedure.
De casus
De werkgever klaagt over een door de bedrijfsarts opgestelde e-mail in het kader van de begeleiding van een ex-werkneemster. De bedrijfsarts heeft na afronding van de verzuimbegeleiding van de werkneemster een e-mail naar haar verstuurd waarin hij uitspraken over de werkgever doet. De e-mail is door de ex-werkneemster in een ontbindingszaak jegens de werkgever ingebracht en de kantonrechter heeft de inhoud meegewogen in zijn oordeel.
De ex-werkneemster was werkzaam als administratief medewerker op de financiële administratie. Kort na de 100%-arbeidsgeschiktverklaring en de door klager aangeboden vaststellingsovereenkomst heeft zij contact opgenomen met de bedrijfsarts. De bedrijfsarts heeft haar naar aanleiding hiervan een mail gestuurd.
Voor de klacht zijn van belang, de volgende passages uit de mail: ‘Dat uw werkgever direct aansluitend het dienstverband met u op zou gaan zeggen heb ik uiteraard niet voorzien. Dit staat overigens los van mijn beoordeling, immers gezien het voortvarende handelen van uw werkgever was dit kennelijk immer zijn intentie. Feit is dus – blijkt nu – dat uw werkgever van u af wil.’ ‘Voorts vraag ik me als bedrijfsarts echt af waar u verstandig aan doet. Werken voor een baas die van u af wil en daar waarschijnlijk alles aan zal doen om u het leven op het werk zuur te maken als u in dienst zou blijven.’
De klacht
De werkgever vindt dat de bedrijfsarts een dergelijke e-mail niet had mogen opstellen, omdat het ongefundeerde en onjuiste stellingen bevat zonder objectief medisch oordeel en zonder hoor en wederhoor.
Overwegingen tuchtcollege
De bedrijfsarts heeft onzorgvuldig gehandeld door zich in de e-mail aan de ex-werkneemster niet te beperken tot een medische beoordeling. Hij heeft daarentegen ongefundeerde aannames en uitspraken gedaan.
Het college acht voorts van belang dat de bedrijfsarts zich had moeten realiseren dat hij met het opstellen van de e-mail een verklaring afgaf, die zou kunnen worden ingebracht in een (gerechtelijke) procedure. Hij had hierop bedacht moeten zijn en zorgvuldiger zijn woorden moeten kiezen. Het college ziet ook dat de bedrijfsarts de beste bedoelingen voor de betrokken ex-werkneemster had. Dit neemt niet weg dat een bedrijfsarts is gehouden tot een neutrale en onafhankelijke opstelling richting alle betrokkenen en het is duidelijk dat de bedrijfsarts hierin is tekortgeschoten.
Het college oordeelt dat de klacht gegrond is en een waarschuwing als passende maatregel. De bedrijfsarts heeft door de opmerkingen en aannames in de e-mail geen professionele houding aangenomen en dit strookt niet met de professionele standaard. Daarnaast heeft hij zich onvoldoende onafhankelijk opgesteld; een bedrijfsarts heeft te maken met (minimaal) twee partijen en mag daarin geen partij kiezen of schijn van partijdigheid wekken. Hij heeft zich te veel laten leiden door wat de exwerkneemster hem heeft verteld. In ieder geval had hij, voordat hij deze conclusies zo stellig opschreef, de werkgever gelegenheid moeten geven om te reageren.
Leerpunt
De bedrijfsarts is gehouden tot een neutrale en onafhankelijke opstelling richting alle betrokkenen. Een e-mail van de bedrijfsarts moet een objectief medisch oordeel bevatten; geen aannames. Bedrijfsartsen moeten daarbij zorgvuldig hun woorden kiezen.
Werkgever klaagt bij tuchtcollege
Het komt niet vaak voor maar af en toe dient een werkgever een klacht in over de bedrijfsarts bij het regionaal tuchtcollege, die ontvankelijk wordt verklaard. Naast zorgplicht voor de werknemer heeft de bedrijfsarts ook de opdracht een werkgever van juiste en tijdige informatie te voorzien die op zorgvuldige wijze is verzameld. Hoor en wederhoor blijft tijdens een heel re-integratietraject noodzakelijk.
Werkgever klaagt omdat de bedrijfsarts onvoldoende had gedaan om de re-integratie van de werkneemster te bevorderen. Dit had een loonsanctie tot gevolg die als volgt door het UWV is gemotiveerd: ‘De diagnose die door bedrijfsarts wordt gehanteerd is onvoldoende onderbouwing voor de aangegeven beperkingen, zeker nu er al geruime tijd geen sprake meer is van behandeling voor psychische problematiek door een specialist, behoudens dan door middel van het continueren van de medicatie. Voorts is er geen informatie opgevraagd c.q. heeft geen afstemming met de behandelende sector plaatsgevonden. Dat is niet alleen opgenomen in de betreffende richtlijnen/protocollen voor begeleiding van cliënten met psychische problematiek, maar haar specifieke situatie maakt dit eens te meer noodzakelijk. De fysieke beperkingen zijn onvoldoende onderbouwd. Dit overziend is de belastbaarheid, zoals aangegeven in het actueel oordeel, onvoldoende onderbouwd door medische feiten en onvoldoende inhoudelijk te beoordelen. Er had informatie moeten worden ingewonnen bij de behandelende sector, met andere woorden: er is niet gewerkt volgens de van toepassing zijnde protocollen.’ Het centraal tuchtcollege heeft uiteindelijk de klacht ongegrond verklaard.
De klacht in deze zaak is geformuleerd door een werkgever en was gericht tegen de eigen bedrijfsarts. Aanleiding is een door de bedrijfsarts voorgesteld terugkeerplan dat mislukte. Er bleek een conflict tussen werkgever en werknemer onder te liggen. De bedrijfsarts heeft vervolgens nagelaten contact met de werkgever op te nemen of andere interventies te adviseren. Hij heeft zich nog proberen te verschuilen achter een casemanager, waar het tuchtcollege uiteraard niet in meeging. De klacht heeft tot een berisping geleid.
Lees de volledige tekst van deze uitspraak op tuchtrecht.overheid.nl Reageren? Stuur een e-mail naar tbvredactie@bsl.nl. |