Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Kritische reactie: borging van preventie in de bedrijfsgeneeskunde vraagt om stelselversterking

Ernst Jurgens
Fleur de Groot
Sonja Mentink
Lydia van der Sman
Marieke Teeuw
Fleur de Groot, Sonja Mentink, Lydia van der Sman en Marieke Teeuw vinden dat er te weinig ruimte is voor preventie in de praktijkvoering van de bedrijfsarts. Dit moet anders, want preventie is wettelijk gezien de kern van het vak. Zij doen concrete voorstellen om preventie beter te borgen in het septembernummer van TBV. Ernst Jurgens reageert op dit artikel en doet aanvullende voorstellen om het preventief handelen in de bedrijfsgeneeskunde beter te borgen. Fleur de Groot en anderen krijgen vervolgens ruimte voor een repliek.

Reactie van Ernst Jurgens, bedrijfsarts-praktijkopleider (voormalig NVAB-bestuurder)

Met belangstelling heb ik het artikel ‘Borging van preventie in de bedrijfsgeneeskunde‘ van De Groot, Mentink, Van der Sman en Teeuw gelezen.1 Ik dank de auteurs voor hun belangrijke bijdrage aan de hernieuwde discussie over de kern van ons vak: het voorkómen van werkgerelateerde gezondheidsschade. Hun oproep om preventie steviger te verankeren via het LOP en in de herregistratie zet een wezenlijk gesprek op scherp.

De auteurs constateren terecht dat preventie in de dagelijkse praktijk onder druk staat en doen twee concrete voorstellen:

1. Verankering van preventieve competenties in de opleiding tot bedrijfs en bijhorende stages;
2. Aantoonbare preventie-activiteiten in de herregistratie.

Dit sluit aan bij het Moreel Fundament van de bedrijfsarts.2 Daarin is onder andere vastgelegd dat de bedrijfsarts een arts voor arbeid en gezondheid is met een maatschappelijke opdracht: bijdragen aan gezondheid, duurzame inzetbaarheid én rechtvaardigheid op de werkvloer. Dit fundament benadrukt de sociale geneeskunde en de rol van de bedrijfsarts als maatschappelijk en organisatorisch adviseur, niet alleen als verzuimbegeleider.
Het sluit tevens aan bij de recente NVAB-koers3, waaronder de visie Bedrijfsarts 2040 (2022) en het Strategisch Beleidsplan 2023-2028, die nadrukkelijk de nadruk leggen op:

• brede publieke gezondheid en sociale geneeskunde binnen de arbeidscontext,
• organisatie- en preventieadvies als kerntaak van de bedrijfsarts, en
• versterking van participatiebevordering en duurzame inzetbaarheid.

Hoewel de voorstellen van de auteurs een belangrijke impuls vormen, vraagt duurzame borging méér dan wijzigingen in curriculum en registratie alleen. Enkele aanvullende punten verdienen daarom overweging:

1. Breder probleemkader: economische en contractuele prikkels
Het huidige arbostelsel is in belangrijke mate ingericht op verzuimbegeleiding. Werkgevers en arbodiensten sturen vaak primair op verzuimcijfers en productie-uren spreekuur. Hierdoor blijft de tijd die bedrijfsartsen beschikbaar hebben voor collectieve en organisatiegerichte preventie beperkt.

Zolang de bekostigingsstructuur en contractering niet verschuiven naar expliciete inkoop van preventie – zoals de Arbowet en het basiscontract wel mogelijk maken – zullen opleidings- en registratieaanpassingen onvoldoende effect sorteren. Het benutten en handhaven van deze wettelijke instrumenten is cruciaal.

2. Governance en randvoorwaarden
Om preventie werkelijk te borgen, zijn naast opleidingsinspanningen duidelijke structurele randvoorwaarden nodig:

• contractuele verplichtingen voor werkgevers om het basiscontract volledig te benutten, inclusief PAGO/PMO en werkplekonderzoek;
• financiële en tijdsruimte voor bedrijfsartsen om daadwerkelijk werkplekken te bezoeken, risico’s te bespreken met management en organisatieadvies te leveren;
• actieve samenwerking met andere kerndeskundigen (arbeidshygiënist, veiligheids-kundige, A&O-deskundige), die nu vaak buiten beeld blijven door gefragmenteerde inkoop.

3. Populatiegerichte en datagedreven infrastructuur
De oproep om stages buiten de Wet Verbetering Poortwachter te verlengen is waardevol, maar verliest aan effect zonder een ondersteunend data-ecosysteem. Bedrijfsartsen kunnen pas doelgericht sturen op collectieve risico’s als zij structureel toegang hebben tot gegevens uit RI&E, PAGO/PMO, meldingen van beroepsziekten (NCvB) en sectorale verzuimdata (TNO/NEA).

Publicaties als Arbobalans 2022 en Beroepsziekten in Cijfers 2024 laten zien dat dergelijke data beschikbaar zijn en belangrijke trends blootleggen, mits deze actief worden benut voor beleidsadvies en interventies.4 Zonder zo’n populatiegerichte infrastructuur blijft preventie versnipperd en vooral individueel georiënteerd.

4. Professioneel leiderschap en cultuur
De auteurs veronderstellen impliciet dat bedrijfsartsen bij ongewijzigd krachtenveld hun preventieve rol kunnen versterken. In werkelijkheid vraagt dit om professioneel leiderschap én om ruimte voor autonomie binnen arbodiensten.
Veel jonge collega’s ervaren dat commerciële productie-eisen hun mogelijkheden voor preventief handelen beperken. Een cultuur die preventieve advisering – op organisatie niveau – waardeert en interdisciplinaire samenwerking met andere kerndeskundigen faciliteert, is een noodzakelijke voorwaarde.

5. Kwaliteit en evaluatie
Het vergroten van preventie-activiteiten heeft pas betekenis wanneer de effectiviteit en kwaliteit zichtbaar worden. Het ontwikkelen en toepassen van outcome-indicatoren – bijvoorbeeld over reductie van beroepsziekten, verbetering van duurzame inzetbaarheid of daling van werkgerelateerde gezondheidslast – geeft richting aan beleid en maakt evaluatie mogelijk.

Internationale kaders, zoals de WHO/ILO-monitoring van werkgerelateerde ziektelast, onderstrepen het belang van systematische outcome-meting voor beleidsverbetering.5

6. Stelselambitie en beleidskaders
De kabinetsvisie Arbovisie 2040 formuleert heldere doelen voor het terugdringen van werkgerelateerde gezondheidsschade en een “zero-death policy” voor ernstige beroepsrisico’s.6 Het pleidooi van de auteurs sluit naadloos bij deze ambitie aan. Om die doelen te bereiken, is flankerend beleid in inkoop, toezicht en kwaliteitskaders noodzakelijk, zodat preventie structureel en toetsbaar wordt verankerd in de bedrijfsgezondheidszorg.

Conclusie

De bijdrage van De Groot et al is waardevol en richtinggevend. Voor structurele impact is echter een samenhangend pakket nodig: naast versterking van opleiding en herregistratie ook afspraken over bekostiging, governance, datatoegang, outcome-meting, cultuurverandering en interdisciplinaire samenwerking.

Zo sluiten we beter aan op het Moreel Fundament en de NVAB-koers, en wordt de preventieve rol niet alleen geleerd en geregistreerd, maar ook duurzaam gerealiseerd in de dagelijkse praktijk.

Nogmaals dank aan de auteurs voor het agenderen van dit onderwerp en hun concrete bijdrage aan de verdere professionalisering van ons vakgebied.

Literatuur


1. De Groot F, Mentink S, Sman L van der, Teeuw M. Borging van preventie in de bedrijfsgeneeskunde. TBV 2025;33(6):
2. NVAB. Het moreel fundament van de bedrijfsarts. Utrecht: NVAB, 2018 (herziening van 2016).
3. NVAB. Van maximale betekenis zijn én blijven voor zo veel mogelijk werkenden. Utrecht: NVAB, 2022.
4. Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB). Beroepsziekten in Cijfers 2024. Amsterdam UMC/NCvB, 2024.
5. Wereldgezondheidsorganisatie & Internationale Arbeidsorganisatie . Joint estimates of the work-related burden of disease and injury, 2000-2016: global monitoring report. Geneva: WHO/ILO, 2021.
6. Ministerie van SZW. Arbovisie 2040: De trend gekeerd. Den Haag: Ministerie SZW, Arboportaal, 2023.
Ernst Jurgens, bedrijfsarts-praktijkopleider en ex-nvab bestuurder

Repliek van Fleur de Groot, Sonja Mentink, Lydia van der Sman en Marieke Teeuw

Wij waarderen de kritisch reactie van collega Jurgens. In zijn verhaal beluisteren wij niet een ‘ja, maar’, maar vooral een ‘ja, én’. Wij zijn het dan ook in grote lijnen eens met zijn analyse en zien zijn bijdrage als een belangrijke aanvulling op het debat over de borging van preventie in de bedrijfsgeneeskunde.

Tegelijkertijd roept het de vraag op: welke rol hebben wij als bedrijfsartsen (in opleiding) in het in beweging krijgen van dit complexe krachtenveld? We zullen geen stelselwijzigingen realiseren en geen landelijk beleid maken. Maar we kunnen wél invloed uitoefenen door als sterke beroepsgroep met gedeelde normen, standaarden en competenties stelling te nemen in de discussies over en de uitvoering van het arbobeleid.

Daarom kiezen wij ervoor te beginnen bij ons eigen professionele kader. Onze voorstellen in ons opiniestuk zijn een eerste stap binnen een groter geheel: om te concretiseren wat in het Moreel Fundament en de Arbovisie al wordt bepleit. Wij hopen hiermee discussie te stimuleren en beweging te krijgen binnen onze beroepsgroep. Dit gebeurt in toenemende mate in onze eigen organisaties. Wat ons betreft is dit de route hoe we als bedrijfsartsen leiderschap tonen in een veld dat toe is aan heroriëntatie.

Fleur, Sonja, Marieke en Lydia

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen
account, maak dan hieronder een account aan.
Lees ook de spelregels.