Een bedrijfsarts krijgt een berisping van het regionaal én centraal tuchtcollege omdat hij een ernstige diagnose stelt zonder dit kort te sluiten met de behandelend geriater. In de begeleiding verliep de communicatie ook niet goed vanwege persoonlijke omstandigheden van de bedrijfsarts.
Klaagster vervoerde met een taxibusje kinderen met een beperking en mensen met dementie. Zij was door haar werkgever ziekgemeld in verband met een peesontsteking aan haar pols. Zij kwam hiervoor op het reguliere spreekuur van de bedrijfsarts. Tijdens het spreekuur vroeg de bedrijfsarts aan klaagster of zij ook bij andere zorgverleners onder behandeling was. Klaagster vertelde dat zij op dat moment onder behandeling was van een geriater in verband met het feit dat zij regelmatig viel. Zij was een half jaar eerder bij deze medisch specialist geweest met wie ze een jaar later weer een afspraak had gepland. De bedrijfsarts heeft vervolgens een aantal vragen gesteld en in het medisch dossier van klaagster genoteerd dat klaagster in het beginstadium van alzheimer zat. Hij heeft geconcludeerd dat zij structureel ongeschikt was om beroepsmatig personen te vervoeren en rapporteert samengevat: ‘Mevrouw voldoet structureel niet meer aan de medische eisen zoals omschreven in de Regeling eisen Geschiktheid CBR. Ik heb mevrouw geadviseerd om ten aanzien van het privégebruik van het rijbewijs B een keuring aan te vragen bij het CBR.
Betrokkene heeft arbeidsmogelijkheden rekening houdend met de beperkingen:
niet beroepsmatig een voertuig besturen;
rekening houdend met de tijdelijke beperkte belastbaarheid van de dominante hand.’
Klaagster nam daarna contact op met haar huisarts die in haar medisch dossier onder meer noteert dat de bedrijfsarts voor zijn beurt spreekt, namelijk dat de diagnose nog niet is gesteld en dat de klachten nog in onderzoek zijn bij de geriater. Klaagster heeft daarna geprobeerd een spreekuurafspraak met de bedrijfsarts te maken, maar dat heeft niet geleid tot een vervolggesprek wegens persoonlijke omstandigheden van de bedrijfsarts.
De klacht
Klaagster stelt dat de bedrijfsarts op grond van de door haar gegeven informatie zelf de conclusie heeft getrokken dat er sprake was van een beginstadium van de ziekte van Alzheimer en dat zij – klaagster – door de diagnose van de bedrijfsarts erg geschrokken en totaal overdonderd was. Zij verwijt de bedrijfsarts dat hij bij haar de diagnose ziekte van Alzheimer heeft gesteld zonder onderzoek te doen en dat hij nadien diverse afspraken met haar niet is nagekomen.
In het verweer betoogt de bedrijfsarts dat hij zelf geen diagnose heeft gesteld. Volgens hem heeft klaagster in het spreekuur meegedeeld dat een geriater een half jaar geleden bij haar een beginnend stadium van de ziekte van Alzheimer had gediagnosticeerd. Hij mocht van de juistheid van deze mededeling uitgaan zonder dit bij de geriater te verifiëren, te meer omdat bij doorvragen bleek dat klaagster ook daadwerkelijk beperkingen bleek te ervaren die pasten bij het beginstadium van de ziekte van Alzheimer, aldus de bedrijfsarts
Overwegingen regionaal en centraal tuchtcollege
Gelet op de enorme impact van een diagnose als de ziekte van Alzheimer en de gevolgen die dit voor klaagster had – onder meer waar het gaat om de geschiktheid om haar eigen werkzaamheden te verrichten – had de bedrijfsarts de informatie van klaagster moeten verifiëren bij haar behandelend artsen. Door alleen af te gaan op de mededeling van klaagster dat zij volgens haar geriater de ziekte van Alzheimer had en slechts een paar aanvullende vragen te stellen, heeft de bedrijfsarts dus ook onvoldoende onderzoek gedaan en niet met de vereiste zorgvuldigheid gehandeld. Het feit dat de bedrijfsarts naar eigen zeggen erg verbaasd was dat de geriater klaagster niet had verteld dat zij niet meer mocht werken als chauffeur personenvervoer, had voor hem nog een extra reden moeten zijn om bij de geriater te verifiëren wat diens bevindingen nu precies waren. De bedrijfsarts had in dit stadium dus niet kunnen en mogen concluderen dat sprake was van beginnende alzheimer en dus evenmin dat klaagster structureel ongeschikt was voor haar functie.
Voor het niet nakomen van afspraken waar klaagster om had gevraagd was steeds een begrijpelijke achtergrond. Volgens de bedrijfsarts heeft de werkgever van klaagster kennelijk nagelaten dit aan klaagster te laten weten. Hoe dan ook blijft de bedrijfsarts verantwoordelijk voor de begeleiding.Het regionaal tuchtcollege in ‘s-Hertogenbosch heeft de klacht gegrond verklaard met als maatregel berisping. Het centraal tuchtcollege is het eens met deze beslissing en zal het beroep van de bedrijfsarts verwerpen.
“De bedrijfsarts noteert in het medisch dossier dat klaagster in het beginstadium van alzheimer zit”
Commentaar
Het is voorstelbaar dat de bedrijfsarts op basis van klachten een tijdelijke ongeschiktheid voor het personenvervoer adviseert. Voor verder beleid dient hij af te stemmen met de behandelend geriater. De tuchtcolleges oordelen terecht hard over de handelswijze van de bedrijfsarts, zoals het ontbreken afstemming met de geriater. Het gebrek aan adequate communicatie met de werkneemster helpt daar niet bij.