Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Hoofdredacteur Sylvia van der Burg-Vermeulen blikt terug op eerste half jaar

Jozien Wijkhuijs
In juli publiceerden we een interview met scheidend TBV-hoofdredacteur Wim Otto. Een half jaar later spreken we de nieuwe hoofdredacteur, Sylvia van der Burg-Vermeulen, over haar eerste zes maanden in de functie. ‘Bij een snel nieuwsmedium zou ik minder op mijn plek zitten.’
Sylvia van der Burg-Vermeulen

Hoe ben je in de verzekeringsgeneeskunde terechtgekomen?

‘Toevallig ontmoette ik zo’n twintig jaar geleden een jaargenote in Zeist en zij vertelde dat ze was gestopt met pathologie en was begonnen als arts-assistent bij ArboUnie. Ikzelf was toen net aan het twijfelen, ik werkte op de neurologie-afdeling van het Radboud UMC. Daar werkte ik 60 uur in de week met een verplichte combinatie van opleiding en promoveren in het vooruitzicht. Ik had heel weinig tijd voor patiënten. Mijn jaargenote nodigde me uit om eens te komen kijken. Daar ben ik op ingegaan en uiteindelijk mocht ik ook bij ArboUnie komen werken. Ik viel daar met mijn neus in de boter, het was interessant en leuk en er bleek een hele wereld buiten het ziekenhuis, die ook heel passend voor me was. Uiteindelijk heb ik mijn registratie als verzekeringsarts gehaald.’

Is het vak in de tijd dat je als verzekeringsarts werkt veranderd?

‘Het vak is versmald naar claimbeoordelen. Toen ik begon, was je als verzekeringsarts meer betrokken bij bijvoorbeeld vooroverleggen voor de WAO, bij re-integratie voor de Ziektewet of bij passende werkinhoud voor de Wajong. We worden eigenlijk onderbenut en dat doet pijn. Wat ik wel positief vind, is dat veel jonge collega’s het vakgebied weten te vinden. Dat ze weten dat het een interessant veld is met de mogelijkheid tot een goede werk-privé-balans. Dat komt deels door goede communicatie op sociale media en in de opleidingen, maar ook doordat een nieuwe generatie artsen ruimte wil hebben voor een privéleven.’

En nu ben je ook hoofdredacteur van TBV, heb je verder nog neventaken?

‘Ik ben bijzonder hoogleraar Sociale Verzekeringsgeneeskunde in Amsterdam en ik werk als instituutsopleider bij de NSPOH. Daarnaast ben ik bestuurder bij de KNMG.’

Hoe ben je bij TBV terechtgekomen?

‘De redactie was op zoek naar een opvolger voor Wim Otto en benaderde mij. Uiteraard heb ik gevraagd waarom ze aan mij dachten, want ik had nog weinig journalistieke ervaring. Toen kreeg ik terug dat ze vonden dat ik als opleider en hoogleraar ideeën en visie had over waar het vak heen moest. Daarnaast vonden ze dat ik dat goed wist op te schrijven. Ik had eerder al eens in TBV gepubliceerd en vond het een goed tijdschrift om bij te blijven. Er staat een mix in van onderzoek en praktijk en het is een toegankelijk medium. Ik ben wel iemand die wat tijd nodig heeft om iets op te schrijven, bij een snel nieuwsmedium zou ik minder op mijn plek zitten. Maar ik kende TBV natuurlijk, het kwam op mijn pad en dat vind ik erg leuk en waardevol.’

Wat voor TBV trof je aan toen je begon?

‘Er werkt een heel mooi, groot team bij TBV, dat heeft Wim Otto goed gedaan. Ik kon zo aansluiten. Zelf begon hij destijds in een heel andere situatie. Wim moest het schip meer drijvende houden. Wat ikzelf nog meeneem uit mijn ervaring bij KNMG, is mijn organisatievermogen. Dat wil ik toepassen bij TBV, want dingen kunnen soms nog wat beter georganiseerd worden. Er is een enorm toegewijd team dat deels vrijwillig werkt en dat enorm veel waarde hecht aan het tijdschrift. Maar doordat het deels vrijwillig gaat en er een relatief nieuw team is, kan het werk hier en daar worden gestroomlijnd. Hoe blijven we elkaar vinden en hoe houd ik overzicht over het geheel? Daar zitten voor mij nog wel uitdagingen en wensen.’

Hoe is je eerste half jaar verlopen?

‘Ik ben tevreden, de ontvangst is heel warm en fijn. Er is eigenlijk altijd wel iemand om me even te hulp te schieten met informatie. Dat waardeer ik heel erg. Ik heb ook direct de ruimte gekregen om de ervaring die ik heb in te brengen en het gevoel gehad dat dit ook werd gewaardeerd.’

Beïnvloedt je werk bij TBV ook je andere werkzaamheden?

‘In mijn werk met aios kan ik nu nog beter presenteren wat de mogelijkheden zijn om te publiceren. Het lukt me nu goed om ze te enthousiasmeren en te vertellen over de aandacht die TBV heeft voor onderzoek. Ik houd ook van verbinden. Een ander aspect is dat ik in mijn hoofdredactioneel ruimte krijg om te reflecteren op mijn ideeën over het werkveld. Wat is belangrijk, waarvoor moeten we aandacht hebben? Ik was van tevoren benieuwd of ik daar inspiratie voor kon vinden, maar daar groei ik in. Er is altijd stof om over te schrijven en ik krijg er ook leuke reacties op, daar ontstaan dan weer mooie gesprekken uit.

‘Ik vind het belangrijk om een rolmodel te zijn. Het is leuk om anderen te inspireren. Er is heel veel mogelijk binnen ons vakgebied, je kunt van alles zijn en worden. In sessies met aios en promovendi laat ik dan ook zien dat mijn weg niet rechtlijnig is geweest. Als iets niet lukt, zijn er altijd wel weer andere mogelijkheden. Ik ben trots op mijn CV, maar het is goed om te laten zien dat er ook dingen moeilijk zijn geweest of niet gelukt. Privé en op werk. Dat hoort er ook bij.’

In het interview met Wim Otto gaf hij je het volgende mee: “[Ik hoop] dat onder leiding van Sylvia het beoordelingsaspect een royale plek in het blad behoudt, want op dat vlak is er nog best veel te doen”. Hoe zie jij dit?

‘Ik ben het met hem eens dat goed blijven beoordelen en de menselijke maat belangrijk is. Ik heb wel wat huiver dat ons vak wat te smal wordt, mijn angst is dat het alleen maar om claimbeoordelen gaat. De breedte van mijn vak moet in TBV de plek krijgen die het verdient. Zeker in de toekomst, we moeten het veel meer gezamenlijk gaan doen. Een deel van wat nu de verzekeringsarts doet, gaat de sociaal-medisch verpleegkundige in taakdelegatie doen, de hele RIV-toetsing speelt nu, dat gaat zeer waarschijnlijk ook bij de verzekeringsarts weg. De praktijk laat al zien dat het anders gaat en daar zou ik graag bij willen aansluiten, daar moeten we oog voor hebben. Dan ontstaat er misschien ruimte ook voor verzekeringsartsen om meer aan de zorgkant te doen, bijvoorbeeld in meer en betere begeleiding van kwetsbare groepen zonder werkgever, zoals zieke uitzendkrachten of zieke werklozen. Die hebben de afgelopen jaren weinig goede zorg gehad, vind ik. Over deze zaken wil ik het in TBV ook hebben. Daar merk ik wel een verschil tussen Wim en mij, maar dat soort verschillen zijn ook interessant. Ik merk het ook aan jongere artsen. Zij vinden hun drive ook wel echt in het dokter-zijn, van betekenis zijn, zorg bieden, begeleiden. Ik hoor van hen terug dat ze vinden dat ze in de praktijk alleen maar bezig zijn met claimbeoordelen. Dat wringt.’

Ten slotte: naast alle verschillende werktaken, wat vind je verder nog interessant in je dagelijks leven?

‘Ik dans graag. Eigenlijk had ik graag danseres of ballerina willen worden! Het is helemaal prima dat dit niet is gebeurd, maar ik ruim graag meer tijd in voor dans in mijn vrije tijd. Mijn kinderen worden nu groter en dat schept ook weer ruimte voor hobby’s, dus daar ga ik me de komende tijd weer meer mee bezig houden.’

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen
account, maak dan hieronder een account aan.
Lees ook de spelregels.