Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Onderzoeksopzet van de BAVA-pilot

Jerry Spanjer
Femke Abma
Kees Benus
Bedrijfsartsen begeleiden verzuimende werknemers in de eerste twee jaar van hun ziekte. Het gros van die werknemers herstelt voor die twee jaar. Als dit niet het geval is dan volgt na twee jaar de claimbeoordeling voor de WIA en beoordeelt het UWV of het re-integratietraject de eerste twee jaar adequaat is geweest. Bedrijfsartsen geven aan geen claimbeoordelaars te zijn, maar zien het wel als hun taak om de belastbaarheid te beoordelen.1 Indien de inschatting van het UWV over de belastbaarheid afwijkt van het oordeel van de bedrijfsarts, kan dit resulteren in een afwijzing van de WIA-aanvraag, ook kan niet-adequate begeleiding leiden tot loonsancties voor de werkgever.
Healthcare concept of professional psychologist doctor consult in psychotherapy session or counsel diagnosis health. Usage: Marketing DMS (2021) Usage: Marketing DMS (20210804) Usage: Online (20210822) Usage: Online (20210831) *** Local Caption *** © Pornpak Khunatorn / Getty Images / iStock
Bij bedrijfsartsen is er de behoefte om met de verzekeringsarts en/of arbeidsdeskundige van het UWV te overleggen bij langdurig verzuim en dreigende WIA-instroom.2,3 Er bestaat de mogelijkheid een deskundigenoordeel aan te vragen, maar dit geeft niet altijd antwoord op de vraag van de bedrijfsarts. Zo worden de door de bedrijfsarts vastgestelde beperkingen vaak niet getoetst en gaat de arbeidsdeskundige bij de beoordeling van de re-integratie-inspanningen uit van de door de bedrijfsarts vastgestelde medische beperkingen.4,5 Bovendien is toetsing van de beperkingen een behoorlijke belasting voor zowel de cliënt als voor UWV (capaciteit van schaars personeel). Er wordt dan ook gepleit voor een overleg tussen bedrijfsarts en verzekeringsarts na bijvoorbeeld een jaar.2,3,6
Om te onderzoeken of een overleg tussen bedrijfs- en verzekeringsarts (BAVA-overleg) haalbaar is, hebben we een pilotonderzoek verricht. De onderzoekvraag was of een dergelijk overleg acceptabel en uitvoerbaar is of het nuttig gevonden wordt en of het in de praktijk haalbaar is.7
In dit eerste deel van het artikel beschrijven we de onderzoekopzet van de pilot. In een tweede deel beschrijven we de resultaten.

Onderzoeksopzet van de pilot

Vooronderzoek

In een vooronderzoek wilden we antwoord krijgen op de volgende twee vragen:

1.

Wat zijn juridisch gezien de voorwaarden voor een BAVA-overleg?
2.

Zien bedrijfsartsen het nut in van een BAVA-overleg, hoe vaak denken ze er gebruik van te maken en welke vorm van overleg heeft de voorkeur?

1. Juridische voorwaarden

Om te komen tot voorwaarden voor de opzet en invulling van het overleg tussen bedrijfsarts en verzekeringsarts is aan de beleidsafdeling van Sociaal Medische Zaken (SMZ) van UWV gevraagd wat mogelijke juridische haken en ogen van een dergelijk overleg zijn. Daaruit bleek dat mogelijke juridische problemen aan een overleg tussen bedrijfs- en verzekeringsarts sterk afhangen van de mate waarin het overleg wordt geformaliseerd. De verzekeringsarts moet niet medeverantwoordelijk worden voor het handelen van de bedrijfsarts. Daarom moet worden vastgelegd dat (1) de consultatie van de verzekeringsarts vrijblijvend is, (2) dat de verantwoordelijkheid volledig bij de bedrijfsarts zelf blijft, (3) dat de werknemer en de werkgever niet actief over de consultatie worden geïnformeerd, (4) dat in de rapportage van de bedrijfsarts niet naar de consultatie wordt verwezen, en (5) dat de geconsulteerde verzekeringsarts verder geen enkele bemoeienis met dezelfde casus zal hebben.

2. Interviews met bedrijfsartsen

We voerden met negen bedrijfsartsen (vijf zzp’ers en vier in loondienst van een grote arbodienst) een semigestructureerd interview. Deze bedrijfsartsen gaven allen aan dat ze overleg met een verzekeringsarts nuttig vinden om eenjaar-verzuimers te bespreken en, op eigen indicatie, andere cliënten. Ze hadden diverse argumenten voor het nut van een dergelijk overleg (zie kader 1).

Kader 1. Het nut van een overleg tussen bedrijfs- en verzekeringsarts volgens negen geïnterviewde bedrijfsartsen

  • Er ontstaat wederzijds begrip tussen de beroepsgroepen.
  • Het leidt tot kwaliteitsverbetering en professionalisering bij bedrijfsartsen.
  • Sparren bij moeilijke gevallen waar de bedrijfsarts mee zit. Hoe zou ik verder kunnen?
  • Voorkomen deskundigenoordeel (geld, moeite).
  • Voorkomen loonsancties.
  • Re-integratie meer richting geven.
  • Iemand kijkt met een onbevangen kritische blik waardoor je zicht krijgt op blinde vlekken.
  • De bedrijfsarts kan zijn visie beter beargumenteren naar UWV toe.
De bedrijfsartsen verwachtten dat per fulltime bedrijfsarts per maand gemiddeld vier (range drie tot zes) eenjaar-verzuimers en gemiddeld één cliënt op indicatie van de bedrijfsarts besproken zullen worden. Het overleg kan telefonisch, schriftelijk of face-to-face plaatsvinden op de arbodienst, bij het UWV of op het kantoor van de bedrijfsarts. Verder moet het duidelijk zijn dat de bedrijfsarts er niet op aangesproken wordt als een advies van de verzekeringsarts niet is opgevolgd.

Gezien de juridische voorwaarden en de interviews met de bedrijfsartsen is gekozen voor de volgende opzet:

  • de verzekeringsarts geeft feedback aan de bedrijfsarts gebaseerd op mondelinge informatie van de bedrijfsarts en ziet de cliënt niet zelf;
  • er wordt duidelijk gemaakt dat het een vrijblijvend collegiaal overleg is waarbij de verantwoordelijkheid volledig bij de bedrijfsarts blijft en de bedrijfsarts er later niet op aangesproken wordt als het advies van de verzekeringsarts niet is opgevolgd;
  • het overleg wordt niet schriftelijk vastgelegd;
  • vorm van overleg (telefonisch of face-to-face) en locatie zijn vrij.

Definitie BAVA-overleg

We definiëren BAVA-overleg als een overleg tussen bedrijfs- en verzekeringsarts over een individuele verzuimende werknemer, met als doel in samenspraak te komen tot een eenduidige inschatting van de belastbaarheid en zo goed mogelijke behandeling en begeleiding.
Het moment waarop de casus wordt ingebracht wordt bepaald door de bedrijfsarts en zal vaak rond een jaar verzuim liggen, maar op indicatie kan dat ook eerder of later. De bedrijfsarts brengt de casus ter bespreking in bij (dreigend) langdurig verzuim.

Werving van de artsen

Er werden in totaal 67 bedrijfsartsen uit Noord Nederland benaderd voor deelname. In totaal gaven 30 bedrijfsartsen toestemming voor deelname. Dit betrof 12 van de 34 artsen van een grote arbodienst, alle 9 bedrijfsartsen van een samenwerkingsverband van zzp’ers, 4 van de 10 artsen geworven tijdens een bijeenkomst met bedrijfs- en verzekeringsartsen in Friesland, en 5 van de 14 uit een intercollegiale toetsingsgroep van zzp-bedrijfsartsen. Aan alle bedrijfsartsen werd gevraagd of ze telefonisch of face-to-face wilden overleggen en op welke locatie.
Van elk van de vier UWV-locaties in het Noorden (Leeuwarden, Groningen, Assen en Emmen) nam een ervaren verzekeringsarts deel aan de pilot. Deze verzekeringsartsen werden geworven tijdens het periodieke artsenoverleg.

De onderzoeksopzet

In figuur 1 wordt de onderzoeksopzet in een stroomschema weergegeven.

https://static-content.springer.com/image/art%3A10.1007%2Fs12498-019-0168-6/MediaObjects/12498_2019_168_Fig1_HTML.jpg
Figuur 1. Stroomschema Pilot BAVA-overleg
Elk van de 4 verzekeringsartsen voert het overleg met 7 of 8 vaste bedrijfsartsen. Via e-mail wordt een afspraak gemaakt voor een telefonisch of face-to-face-overleg. In het overleg worden een of meerdere casus besproken met individuele bedrijfsartsen. Alle cliënten die in de periode van 1 januari 2019 tot 1 april 2019 een jaar verzuimen, worden besproken, ook de cliënten van wie de bedrijfsarts het overleg op voorhand niet nodig of nuttig acht. Daarnaast kan de bedrijfsarts casussen inbrengen die langer of korter dan een jaar verzuimen.
De cliënten worden in een informed consent gevraagd om toestemming voor het bijhouden van naam, geboortedatum en korte beschrijving van de aandoening. Van elke besproken casus wordt door zowel de bedrijfs- als de verzekeringsarts een vragenlijst ingevuld, en na afloop van de pilot wordt de bedrijfs- en verzekeringsartsen gevraagd naar hun ervaringen in een vragenlijst en in een focusgroep.

Dataverzameling

Om de haalbaarheid van een BAVA-overleg te onderzoeken verzamelen we data die aansluiten bij het framework van Bowen voor haalbaarheidsstudies.7 We onderzoeken het ervaren nut (verwachting vooraf en achteraf), uitvoerbaarheid (onder andere vorm, duur, type casus, mogelijke uitkomsten, leerpunten) en acceptatie (algemene tevredenheid, doel, wens tot implementatie).

Per casus

Van elke besproken casus vult de bedrijfsarts een vragenlijst in met daarin gegevens van de cliënt, de indicatie voor het overleg, de verzuimduur, of het overleg op voorhand nuttig lijkt (antwoordcategorieën: waarschijnlijk niet omdat…; ter bevestiging van eigen visie; ja want specifieke vragen; ja want…), aard van de klachten (lichamelijk; psychisch; beide), en of de bedrijfsarts een specifieke vraag heeft (open vraag).
Na elk overleg vult de verzekeringsarts een vragenlijst in met daarin de vorm van het overleg (telefonisch of face-to-face), de duur van het overleg (in minuten), welk advies de verzekeringsarts heeft gegeven (open vraag), of het advies heeft geleidt tot een beleidswijziging of verandering van belastbaarheidsoordeel en of er mogelijke gevolgen zijn voor de re-integratie. Daarnaast geeft de verzekeringsarts aan of en wat de leermomenten voor bedrijfs-en verzekeringsarts waren (open vraag), en of het overleg nut heeft gehad volgens bedrijfs- en verzekeringsarts (open vraag). Ten slotte wordt genoteerd of het overleg naar verwachting een deskundigenoordeel, loonsanctie of WIA aanvraag heeft voorkomen en of het een deskundigenoordeel of verkorte WIA-aanvraag in gang heeft gezet en of meer expertise nodig was dan die van de verzekeringsarts zelf (ja, namelijk…).

Na de pilot

Na afloop van de pilot vullen de bedrijfs- en verzekeringsarts een algemene vragenlijst in waarin ze aangeven hoe tevreden ze zijn over het overleg (score 1-10), of ze het overleg nuttig vinden (nee; ja alle eenjaar-verzuimers en op indicatie; ja op indicatie) en in welke situaties (welke wel/niet en waarom), wat ze als het doel van het overleg zien, of dit doel werd bereikt (vijfpuntsschaal van helemaal mee eens tot helemaal mee oneens), of ze van mening zijn dat het een deskundigenoordeel kan vervangen, een loonactie kan voorkomen, de re-integratie bevordert (nee; ja, soms; ja, meestal) en wat de meest efficiënte overlegvorm is. Verder wordt gevraagd of de tijd die ze per casus kwijt zijn aan het overleg acceptabel is en of ze van het overleg gebruik willen blijven maken.

Focusgroep

Na afloop van de pilot wordt een bijeenkomst met de deelnemende bedrijfs- en verzekeringsartsen georganiseerd. Hierin bespreekt elke verzekeringsarts met zijn of haar gekoppelde bedrijfsartsen een aantal vaste onderwerpen: hoe de pilot is ervaren, wat de belangrijkste leerpunten zijn, wanneer overleg nuttig is, wat er goed en minder goed ging, welke cliënten nuttig zijn om te bespreken, hoe het overleg in de praktijk het meest efficiënt ingericht kan worden en hoe vaak ze denken dat het overleg naar inschatting in de praktijk plaats zal vinden. Na afloop worden deze onderwerpen plenair besproken.

Analyse

Analyses worden verricht met SPSS 22. Aantallen en frequenties worden berekend. Om na te gaan of gemiddelden van elkaar verschillen wordt gebruik gemaakt van t-toetsen en Anova. De kwalitatieve informatie uit de open vragen en data verzameld tijdens de focusgroep, worden thematisch gegroepeerd door de eerste en tweede auteur. Indien nodig kan de derde auteur geraadpleegd worden.

Beschouwing

De BAVA-pilot is ontworpen om te onderzoeken of een overleg tussen bedrijfs- en verzekeringsarts over individuele cliënten nuttig en in de praktijk haalbaar is. Gedurende drie maanden worden alle eenjaar-verzuimers en cliënten op indicatie van de bedrijfsarts overlegd en worden van deze overleggen diverse gegevens bijgehouden. Na afloop van de pilot wordt geëvalueerd hoe een dergelijk BAVA-overleg in de praktijk het meest efficiënt ingericht kan worden als het overleg nuttig lijkt.

Kracht van de onderzoeksopzet

Voor zover we weten is dit het eerste onderzoek naar dit voor de praktijk zeer relevante onderwerp. Doordat het onderzoek wordt uitgevoerd in de dagelijkse praktijk kunnen knelpunten voor implementatie goed in kaart worden gebracht.
Omdat alle eenjaar-verzuimers in het onderzoek worden geïncludeerd kunnen blinde vlekken bij de bedrijfsartsen aan het licht komen. Ook cliënten bij wie de bedrijfsarts van mening is dat overleg weinig zinvol is, maar bij wie de verzekeringsarts toch waardevolle tips of feedback kan geven worden namelijk besproken.

Beperkingen van de onderzoeksopzet

Het onderzoeksdesign biedt weliswaar het voordeel dat alle eenjaar-verzuimers worden besproken, maar in de opzet van de pilot is het niet mogelijk om vast te stellen of het design in dit opzicht ook volledig is uitgevoerd. De cliënten worden aangedragen door de bedrijfsartsen, daardoor kan het zijn dat slechts cliënten over wie de bedrijfsarts specifieke vragen heeft worden ingebracht. Cliënten van wie de bedrijfsarts denkt dat het overleg minder zinvol is, zullen in dat geval dan niet worden besproken, terwijl dit mogelijk wel nuttig is. Om dit zo veel mogelijk te voorkomen, wordt door de onderzoekers regelmatig bij de bedrijfsartsen aangegeven om alle eenjaar-verzuimers te bespreken en niet vooraf een selectie te maken in de te bespreken cliënten.
Verder is een beperking dat van de groep van 67 potentiele bedrijfsartsen zich slechts 30 hebben aangemeld voor de pilot. Deze selectie van bedrijfsartsen is een mogelijke bias, zo kan het zijn dat bedrijfsartsen die deelnemen aan de pilot positiever staan tegenover het BAVA-overleg dan niet deelnemende bedrijfsartsen. Tevens wordt het onderzoek uitgevoerd in de drie noordelijke provincies, en voor de bedrijfsartsen in loondienst alleen bij een (weliswaar grote) arbodienst uitgevoerd. Dit kan mogelijke gevolgen hebben voor de representativiteit van de bevindingen.

Relevantie

De bedrijfsarts kan gezien worden als de gids voor de werknemer in de eerste twee jaren in arbeidsongeschiktheidsland. Het juist inschatten van de belastbaarheid of adequate begeleiding is van groot belang voor de werknemer, werkgever en de maatschappij. De werknemer is gebaat bij een juiste begeleiding bij de re-integratie in werk en een inschatting van de belastbaarheid volgens UWV-normen zodat er geen onaangename verrassingen voor de werknemer zijn als die zich na 2 jaar ziekte bij de WIA-poort meldt. De werkgever is erbij gebaat om geen loonsanctie te krijgen. De maatschappij is erbij gebaat onnodige instroom in de WIA te voorkomen. Feedback van een verzekeringsarts op het handelen van de bedrijfsarts relatief vroeg in dit re-integratietraject kan de bedrijfsarts helpen bij een juiste begeleiding en beoordeling. Dit is temeer relevant nu de wetgever per 1 januari 2021 het advies van de bedrijfsarts leidend maakt bij het beoordelen van de re-integratie-inspanningen van de werkgever.8

Aandachtspunten:

  • Bedrijfsartsen hebben de behoefte om met een verzekeringsarts van het UWV te overleggen.
  • Overleg tussen bedrijfsarts en verzekeringsarts lijkt zinvol om de begeleiding in de eerste twee verzuimjaren goed te laten aansluiten bij de claimbeoordeling van de WIA.
  • Dit artikel beschrijft de onderzoeksopzet van een pilotonderzoek naar dit BAVA-overleg.

Samenvatting

Overleg tussen bedrijfs- en verzekeringsarts (BAVA-overleg) over individuele cliënten lijkt zinvol voor de verzuimende werknemer, de werkgever en de maatschappij. De BAVA-pilot is ontworpen om te onderzoeken of een overleg tussen bedrijfs- en verzekeringsarts over individuele cliënten nuttig en in de praktijk haalbaar is. Gedurende drie maanden worden alle eenjaar-verzuimers en cliënten op indicatie van de bedrijfsarts overlegd en worden van deze overleggen diverse gegevens bijgehouden. Na afloop van de pilot wordt geëvalueerd hoe een dergelijk BAVA-overleg in de praktijk het meest efficiënt ingericht kan worden als het overleg nuttig lijkt.
Het eerste deel van dit artikel beschrijft de onderzoeksopzet van deze pilot.

Literatuur

1.

Nederlandse vereniging voor arbeids- en bedrijfsgeneeskunde. NVAB-standpunt ‘Claimbeoordeling’ 2005.
2.

Koster G, Sorgdrager B. Beoordelen doe je samen. Tijdschr Bedrijfs-Verzekeringsgeneeskunde 2016;24:306-7.
3.

J Blekemolen. BG magazine 21-02-2018. Samenwerking bedrijfsarts en verzekeringsarts: terug naar de warme overdracht? Website: https://bgmagazine.nl/samenwerking-bedrijfsarts-en-verzekeringsarts-terug-naar-de-warme-overdracht.
4.

Wilson-Barazite H, Vervoordeldonk I, Noordik E. To agree or disagree? Factoren die van invloed zijn op overeenstemming tussen bedrijfsarts en verzekeringsarts bij het deskundigenoordeel ‘ziek- niet ziek’. Tijdschr Bedrijfs-Verzekeringsgeneeskunde 2016;24:362-9.
5.

Kloots R, Kelder M. Een loonsanctie voorkomen met een deskundigenoordeel re-integratie-inspanningen? Tijdschr Bedrijfs-Verzekeringsgeneeskunde 2016;24:370-2.
6.

Otto W. Deskundig oordelen. Tijdschr Bedrijfs-Verzekeringsgeneeskunde 2016;24:376-7.
7.

Bowen DJ, Kreuter M, Spring B, Cofta-Woerpel L, Linnan L, Weiner D, et al. How we design feasibility studies. Am J Prev Med. 2009; 36: 452-457.

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen
account, maak dan hieronder een account aan.
Lees ook de spelregels.